Potentieel
G. Achterberg
Hoe ook de schrikgodinnen u
onthemen,
ik blijf u abstraheren als voorheen,
krachtens het standpunt dat ik in moet nemen
tegen het standpunt in van iedereen,
dat gij, ofschoon alles veranderd scheen,
dezelfde zijt, dat ge niet kunt verkleinen
binnen de eenmaal vastgestelde lijnen,
waaruit alleen de achtergrond verdween.
Over de hongervlakte van de tijd
roteert de verte om een oud profijt
Uw koudefronten naderen vannacht.
De ijzel buiten laat zijn spelden vallen.
Diep in het huis waken de priemgetallen
en heeft het fundament zijn dommekracht.
Naan
Rijks
Ets/ aquatint, 2 kleuren, 42,5 x
32,5 cm
Druk: Erik Fliek, Grafisch Atelier Utrecht
Overwegingen bij het gedicht ‘Potentieel’ uit de cyclus Spel van de wilde jacht van Gerrit
Achterberg.
De
wilde jacht is in de folklore een tocht van het leger van de geesten, dat in de
tijd tussen Kerstmis en Driekoningen in volle vaart door de luchten trekt.
De opdracht aan Achterberg was een gedichtencyclus te schrijven over een
folkloristisch onderwerp; hij maakte daarvan een spel, van een beeldende reis
door het landschap van de ziel. Maar een die veel meer omvat dan het strikt
individuele.
Daarom is het ook mogelijk voor anderen om daarmee een – in ons geval –
beeldend gesprek aan te gaan. Wat voor mij bij dit gedicht het meest naar voren
kwam, is het besef dat, wat als complex – als veelvormig ‘Zij’, als kou en
steen,
als ondeelbaar van je zelf – in jezelf aanwezig is, eerst geabstraheerd
moet zijn, wil het tot een bron van energie kunnen worden. Pas dan kan het met
een scheppingsproces te maken hebben.
Maar ook, dat zo’n abstractie in stappen gaat, dat het geen verworvenheid is
in lineaire zin: nu wel en vroeger niet. Die energie is in dit gedicht ingebed
in veel donker, maar in potentie aanwezig. Want het fundament heeft zijn
‘cric’ en geeft daarom uitzicht op:
Zo vrij komt dus een woning op den duur/ dat men een kamerruimte aan kan
treffen/ ver buiten de oorspronkelijke muren/ onder de blote hemel.