IK ZEG NIET MEER DAN AT IK NIET ZEG
[proloog bij Picasso’s ‘De begrafenis van de graaf van orgaz ’]
Rafael Alberti
Daar is de uitvinder van het wirwarverhaal of de wirwar-
roman,
van het wirwargedicht,
van de grote wirwarpoëzie.
Pablo plant een loot in het blak van een bladzij
en die begint zich te bevolken.
Een draad zonder einde vertakt zich al klimmend:
het ene woord trekt het andere tot zich,
grijpt het bij z’n keel
en als het die keel heeft vangt het de voet van een ander,
dat van die voet grijpt er een bij z’n riem
en dat van die riem pakt er een ij z’n arm,
dat van die arm rijgt een neus aan de draad,
dat van die neus grijpt er een bij z’n haren
en dat van die haren tast omlaag naar de billen,
glipt tussen de dijen door en krult zich om de navel van een
ander
en dat van die navel pakt er een bij z’n tong
en dat doorboort het oog van een dat zich binnen heeft
genesteld
en het woord van het hart omstrengelt,
dat van het hart naar dat van de lever
en dat naar het woord van de darmen,
naar dat van de zenuwen, de nieren, de spieren
en dat bedekt ten slotte het woord dat het hele skelet heeft
omsponnen.
Eén woord trekt honderd, duizend woorden aan,
één herinnering honderd, duizend herinneringen,
één visioen honderd, duizend visioenen,
één beeld honderd, duizend beelden,
één ding honderd, duizend dingen.
Zo gaat Pablo op weg en schept hij het oerwoud,
lianenpoëzie,
perpetuum mobile,
wirwardichter, slingerwinde.
[Hij die Pablo’s werk mocht lezen moet geen komma’s of andere
leestekens plaatsen. Hij moet het met ingehouden adem lezen.
Als hij stopt, kan het hem overkomen dat hij zich door een golf
overspoeld, tegen de grond geslagen en afgeranseld voelt, totaal
reddeloos. Dan is het beter dat hij opnieuw begint.]
de begrafenis van de graaf van Orgaz gaat verder.
met zon en aarde en aalmoezenier en vier en drie en twee en
één en méér kleine meisjes en een koerier,
gazpacho en ansjovis uit Málaga
en een alhambra van Arabische en allemachtig Andalusiche
scheten
en de nacht van San Juan in de Barceloneta
en dat waar ik niet aan toe kom omdat ik naar de vis van de
inhoud moet vissen.
Grol grollende grol van de inhoud.
Quevedo, góngora en lázaro van Tormes in duizend stukken
gebroken verschijnen en verdwijnen lachend.
Verhaal dat iedere drie seconden verandert.
Hulpeloos zoekt de lezer naar wat er gebeurt.
Hij zal alle luchtjes tegenkomen,
de lekkere en de vieze, en alle feiten.
Abracadabra sint-juttemis,
pief-paf-poef van de kermis,
oliebollen en vuurpijlen,
schransen, de schiettent, loterijen
en stieregevechten.
Twee wagens beginnen het stierenperk nat te sproeien en gedresseerde
aap vindt midden in de piste een speld die een vlindertje op een kurk
prikt aan de draden van de elektriciteit beginnen ze alle mensen die
tendidos zitten op te hangen en vast te nagelen aan de door donder en
bliksem opengereten onweershemel…
het is duizelende taal.
Het is duizelend schilderen.
Voortdurende metamorfose van alle kleuren.
Nauwelijks geziene scènes die verschijnen en meteen weer
verdwijnen.
De grond en de ondergrond van de hand die begint te
Schilderen.
Het vorsende oog van de schilder die dichter en schilder is.
Dat is één en niet twee, want een dichter van glip uit je vel en
Kruip in het mijne kan hij onmogelijk zijn.
Eerste hoofdstuk boos bosuilenoog hier gaat de roman verder en
schuift hij passend in elkaar…
En ‘de schelmenstreken achter de deur’,
in dit geval beter achter de planken midden op het strand
of wanneer
de lelijkste en rijkste terwijl ze vertelt en nog eens vertelt hoe zwaar
haar lot is onder de tafel het vingerversje zingt met haar neef…
alle schelmenstreken van Pablo’s jongensjaren.
Geraakt door genade en door een woeste hoorn.
Recht uit het volk als een dolkstoot, een tongbreker, een glas
brandewijn
Een jongen als een schaterlach die de zee laat springen en
200.000 eenden de lucht in jaagt.
Alles wat hij mengt en hutselt kunnen wij niet alleen zien
maar ook aanraken.
Hier wordt niet geslapen.
De dichter slaapt nooit.De dichter werkt met open ogen, of het nu veertig uur
‘s nachts is of dertig uur ’s middags.
Als er iemand doodsangsten uitstaat zijn dat de zon en de
Maan die hij zo vaak laat schrikken.
De dingen die hier gebeuren kunnen niet duidelijker zijn.
Ze zijn zoals ze zijn en als ze niet waren wat ze zijn zouden ze
niet ontsnapt zijn aan de hand van hem van wie ze zijn.
Laat het genoeg zijn te zeggen dat ten slotte het oudste wrak op
haar zoveelentachtigste trouwde en een maand later een ezel baarde.
Daarom zou het van mijn kant niet correct zijn nog iets toe te
voegen aan wat hier gebeurt en wat altijd op zo’n eenvoudige
manier wordt verteld.
Rasechte krachtpatser en wegwijzer voor het versieren van verhalen en
uitdrukkingen met van die Arabische hemelvijgen schrijfmachine voor
leugens van koppelaarsters kristallen glas in vuur en vlam het eenzame
primitieve beeld word bij z’n kraag gepakt en tekent boven op het dak
van beledigingen zijn wingerdbladspel in het oog van de Bitterheid…
Zo vloeit in het Spaans (in de opgewonden, in trilling gebrachte
Spaanse taal) dat wirwarbloed van Picasso. Een wonder om het
te zien vloeien, na zo veel jaren door een andere taal omgeven te
zijn geweest, met zo’n ongeremd geweld, dat vrolijke wegstui-
ven, die bliksemschichten van lange banderillas, met al z’n kracht
en precisie staande gehouden en hetzelfde gebleven gedurende
zijn bestaan van bijna een eeuw. Wie anders zou het voortge-
stuwd hebben, wie anders zou het met zo veel lef en kracht in
woeste en zuivere vrijheid tot zo’n krankzinnige vaart hebben
gedreven, dan deze Andalusiër met een miljoen ogen in de peil-
loze diepte van twee ogen?
Nog nooit fonkelde een taal uit zo veel ogen.
Nog nooit werd zij een lichtspel van zo veel dingen tegelijk.
Spatte alles eruit, barstte zij open als een paardenbuik die plotseling
Door de hoorn van de stier wordt doorboord.
De golven beginnen op de deur te beuken en laten hun lange knuppel
neerkomen op de rug van de wagenwijd open zee die zijn parten me-
loen tegen de vuile plunje van de kookpot met laurierbladen laat suizen
in de processie van de heilige sacramentsdag van de badpakken van de
lampionnetjes vol vliegen van het kikkerconcert en de kleverige klonten
aloësap die de soep kruiden en het kruim van de trein die te laat van het
maankonijn is vertrokken…
Een uitvinding zonder weerga, een sprookje of wirwarverhaal
At alléén staat in de Spaanse taal.
Voor jou, Pablo, alle oren, de hoeven en de staart, de ereronden
Over het stierenperk en het delirium van de hele twintigste
eeuw.
Voor jou alle waaiers en zakdoekjes
en de anjers van Las Meninas in de loge van de stierenfokkers,
terwijl Goya en zijn waterverkopers luidkeels venten langs de
banken van het volk en terwijl, vanuit de hemel van de begrafenis
van de graaf van Orgaz de tereros Pepeillo, Gallito en Manolete je
hun degens afstaan en applaudisseren voor de allergrootste torero
van het penseel en van de pen die de affiche van Spanje in de
arena van de wereld omhooghield.
Hier eindigen het verhaal en het feest. Wat er gebeurde weet zelfs
de gek niet.
Rome, oktober 1968