Abraham Bloemaert ‘Herderin met een gedicht’ 1628
Liedt, Waer in t’samen-spreken Coridon een Herder, en Silvia Een Nymphe.
Op de wijse: De liefde lust int herte baert,
Anomiem
AY Lodderlijcke Silvia,
Wat siedy dus rontomme?
A Coridon, gh’en weet waer na,
Vijf Schapen zijn my nomen.
Silvia com// siet niet meer om,
T’Verby sal niet meer comen.
Ia Coridon, daer water was,
Daer comt wel water weder,
En op het oud’ ijs frieset ras,
De wulpse liefd’ is teder.
Ay Coridon// schuylt voor de son,
En sit wat by my neder.
Ay Lockachtighe Silvia,
Hoe condy d’Herders vleyen,
Dat al haer schaepkens voor en na
Dwalen in vreemde weyen.
Ay Silvia// let op de scha,
Wie salse tavont scheyen?
Ay sinnelijcke Coridon,
Coridon soet van tale,
k’Wou dat ick ooc so veynsen con,
Ghy jocket al temale.
Coridon stil// t’is wel u wel,
Laet vry de schaepkens dwale.
Laetse vry dwalen gins en weer,
men salse toch niet vanghen:
Wy dienen beyd’ al eenen heer,
Dach en weeck even langhe,
Silvias min// is Coningin,
Waer nae d’Herders verlanghen.
Ghy Coridon, met u ghedicht,
Betovert d’Herder-innen.
Ghy Silvia met u ghesicht,
Betovert d’Herders sinnen.
Dat Coridon// Silvia won,
Waer soud’men d’oorsaec vinden.
Die Coridon heel Spaenjen gaf,
Silvia Vranckrijcx Croone,
Hy reuylde niet zijn Herders staf,
Noch sy haer boemkens schoone,
Waer med’ hy wou// en sy hem sou
Cronen, en hy haer loone.
Nu dertel Herderin, betaelt
De schaepkens menich-vuldich,
Die ghy my inde Lenten staelt.
Wel Herder onverduldich.
O, Herder stout// spreeckt niet soo bout,
Ick ben u niet veel schuldich.
Mocht Silvia met Coridon,
Des Hemels loop besturen,
Sy maeckten driemael middach son,
In vieren-twintich uren.
Silvia com// morghen weerom,
Wie weet hoe langh t’sal dueren.
t’Wort laet besorghde Coridon,
Wildy het Vee niet scheyden?
Ay schaepkens lief, ay spade son,
Wilt noch een luttel beyden.
Ay Coridon// t’schuyllen voor son,
Can u dat soo verleyden.
De schaepkens inde weyde spa,
Is wis der wolven proye:
Gaet thuis ghevoede schaepkens dra,
Gaet thuys waert t’uwer Coye,
Coridon blent// Silvia kent
Gheen Lammeken voor een oye.
bron: Boudewijn Jansen Wellens, ’t Vermaeck der ieught. Thomas Lamberts Salwaada, Franeker 1612
![]() |
![]() |
Abraham Bloemaert ‘Herderin met een gedicht’ 1628 |
Abraham Bloemaert ‘Herderin met een gedicht’ 1628
Toledo museum of art, Toledo, Ohio
In ‘Herderin met een gedicht’ verbindt Abraham Bloemaert de pastorale schilderkunst met de contemporaine literatuur. Het vers dat de jonge, elegant geklede herderin voorleest aan de jonge fluitspeler, gaat over de liefde tussen Coridon en Silvia, een in de zeventiende eeuw bekend pastoraal koppel
Het liefdespaar is het onderwerp van een anoniem, wereldlijk herderslied dat in 1612 werd gepubliceerd door Boudewijn Jansen Wellens in zijn bundel ’t Vermaeck der ieught uitgegeven door Thomas Lamberts Salwaada, Franeker. In hartstochtelijke bewoordingen wordt de wederzijdse passie van de twee geliefden in dit gedicht bezongen. Silvia wordt aangespoord haar snelle tred door het gras van het bos te vertragen en te gaan zitten, opdat Coridon bij haar kan komen. De combinatie van een mannelijke fluitspeler met een herderinnetje komt vaker voor in de pastorale schilderkunst. Het romantische gedicht verraad het amoureuze thema van het schilderij.
In de zeventiende eeuw werden dergelijke romances met vaak bizarre verwikkelingen tussen de geliefden bijzonder spannend gevonden.
Het is een kunstvorm die later even hartstochtelijk is afgewezen als door de zeventiende-eeuwse fine fleur opprijs werd gesteld. De namen van de liefdesparen zoals Theagenes en Chariclea, Amaryllis bekranst Mirtillo, Clorinda redt Olindo, Sophronia of zoals in het bovenstaande gedicht Coridon en Silvia doen ons nu nog het meest denken aan venerische aandoeningen en roepen zeker geen romantische visioenen meer op.
Abraham Bloemaert ‘Herderin met Druivenschaal’ 1628
Paulus Moreelse ‘Portret van Abraham Bloemaert’ 1609