Auden-Breughel

Auden-Breughel

Musee des Beaux Arts

W. H. Auden


About suffering they were never wrong,
The old Masters: how well they understood
Its human position: how it takes place
While someone else is eating or opening a window or just walking dully along;
How, when the aged are reverently, passionately waiting
For the miraculous birth, there always must be
Children who did not specially want it to happen, skating
On a pond at the edge of the wood:
They never forgot
That even the dreadful martyrdom must run its course
Anyhow in a corner, some untidy spot
Where the dogs go on with their doggy life and the torturer’s horse
Scratches its innocent behind on a tree.

In Breughel’s Icarus, for instance: how everything turns away
Quite leisurely from the disaster; the ploughman may
Have heard the splash, the forsaken cry,
But for him it was not an important failure; the sun shone
As it had to on the white legs disappearing into the green
Water, and the expensive delicate ship that must have seen
Something amazing, a boy falling out of the sky,
Had somewhere to get to and sailed calmly on.

 

Toelichting op het gedicht “Musee des Beaux Arts” van W.H. Auden.

Musée des beaux arts

W.H. Auden/ vertaling J. Bernlef

Wat het lijden betreft vergisten zij zich nooit,
De Oude Meesters: hoe goed begrepen zij
Zijn menselijke rang; hoe het plaatsheeft
Terwijl iemand anders aan het eten is of een raam opent of net traag voorbijloopt;
Hoe, terwijl de oudere mensen eerbiedig, vol hartstocht
Op de wonderbaarlijke geboorte wachten, er altijd
Kinderen zijn die niet wilden dat het gebeurde, schaatsend
Op een vijver aan de rand van het bos;
Zij vergaten nooit
Dat zelfs het verschrikkelijke martelaarschap zich moet voltrekkenb
Ergens in een hoek, op een rommelige plek
Waar de honden doorgaan met hun hondse leven en het paard
Van de beul zijn onschuldige billen schurkt aan een boom.

Op Breughels Icarus, bij voorbeeld: zoals alles zich
Op zijn dode gemak van de ramp afkeert; de man achter de ploeg
Zou de plons gehoord kunnen hebben, de verloren kreet,
Maar voor hem was het geen belangrijk fiasco; de zon scheen
Zoals het moest op de witte benen die verdwenen in het groene
Water; en het kostbare, fragiele schiep dat iets merkwaardigs
Gezien moet hebben, een jongen die uit de hemel viel,
Moest ergens heen en zeilde rustig door.

Musée des beaux arts

W.H. Auden/ vertaling Hugo Roeffaers

Wat lijden is, zij hadden het nooit verkeerd voor,
De Oude Meesters: hoe goed verstonden zij
De menselijke kant ervan; hoe het plaats grijpt
Terwijl iemand anders iets aan ’t eten is, een raam opent of gewoon lusteloos
voorbijslentert;
Hoe, terwijl de ouden eerbiedig, hartstochtelijk uitzien
Naar een wonderlijke geboorte, d’r altijd kinderen moeten zijn
Die er echt niet speciaal op uit waren, schaatsend
Op ’n vijver aan de rand van ’n bos:
Zij vergaten nooit
Dat zelfs de wreedste marteling haar beloop moest krijgen
Ergens in ’n hoek, ’n achterbuurt
Waar honden een hondenleven leiden en ’t paard van de beul
Zijn onschuldig achterwerk schuurt tegen ’n boom.

Neem Bruegels Icarus, bijvoorbeeld: hoe alles zich afwendt,
Geheel onverschillig, van de ramp; de ploeger zal de
Plons wel hebben gehoord, de verlaten schreeuw,
Maar voor hem was net een nietszeggend fiasco; de zon scheen
Zoals ze schijnen moest op de witte benen die verdwenen in het groene water;
En het luxueuze tere schip, dat wel
Iets wonderlijks moet hebben gemerkt, ’n jongen die uit de hemel valt,
Moest ergens naartoe en zeilde rustig voort.

Musée des beaux arts

W.H. Auden/ vertaling Peter Verstegen

Ze vergisten zich nooit in het lijden,
De Oude Meesters: hoe goed kenden zij de
Plaats ervan bij de mens; hoe het zich voordoet
Terwijl een ander eet of een raam openzet of domweg verder loopt;
Hoe, als de ouderen eerbiedig, hartstochtelijk wachten
Op de wonderbare geboorte, er altijd een paar
Kinderen moeten zijn voor wie het niet hoeft,
Die schaatsen op de vijver aan de zoom
Van het bos: zij wisten maar al te goed
Dat zelfs het stuitend martelaarschap zijn weg
Moet gaan, hoe dan ook, in een rommelige hoek,
Waar de hond zijn hondenleven leidt en het paard van de folteraar
Zijn onschuldig achterste schurkt aan een boom.

Neem Brueghels Icarus: zoals iedereen
Zich gemoedereerd van de ramp afkeert; de ploeger zal
De plons wel hebben gehoord, de verlaten schreeuw,
Maar dat falen deed hem niet veel; de zon scheen,
Zoals ze moest schijnen, op de witte benen die in het groen
Water verdwenen; en het breekbaar, kostbaar schip dat wel
Iets vreemds moet hebben gezien, een jongen die viel
Uit de lucht, zeilde kalm voort, moest ergens heen.

Musée des beaux arts

W.H. Auden/ vertaling Benno Barnard, Huub Beurskens, Wiel Kusters

In wat lijden is hebben ze zich nooit vergist,
De Oude Meesters: die hadden pas verstand
Van zijn menselijk belang; hoe het plaatsgrijpt
Terwijl iemand eet, een raam openzet of in de struiken pist.
Hoe, als de ouderen zich toegewijd, koortsig voorbereiden
Op de wonderbaarlijke geboorte, het alleen doorgaat als er allemaal
Kinderen zijn die het een zorg is wat moet komen, die schaatsenrijden
Op een vijver aan de bosrand:
Nooit hebben ze eraan voorbijgestaard
Dat zelfs het ergste martelaarschap zich moet voltrekken
In een uithoek, op een van die sjofele plekken
Waar de honden hun hondenleven blijven leiden en het beulspaard
Zijn onnozele kont schurkt langs een paal.

In Bruegels Icarus bijvoorbeeld: hoe alles zich zonder ijver
Afwendt van de rampspoed; het kan dat de ploegdrijver
De plons heeft gehoord, de verloren kreet,
Maar dat bracht hem niet uit zijn doen; de zon scheen
Zoals ze moest op de bleke benen die verdwenen in het watergroen;
En het sierlijk rijke schip dat iets moet hebben waargenomen toen
Wat verbazingwekkend was, een jongen die uit de hemel gleed,
Moest naar ergens toe en zeilde rustig heen.

Musée des beaux arts

W.H. Auden/ vertaling Jan Eijkelboom

Van lijden kenden ze wel wat,
de oude meesters: hoe goed verstonden ze


zijn menselijke kontekst: hoe het plaatsgrijpt
terwijl een ander aan ’t eten is of een venster opent
of gewoon maar stompzinnig voorbij wandelt;
hoe, terwijl de ouden eerbiedig, hartstochtelijk uitkijken
naar de mirakuleuze geboorte, er altijd kinderen moeten zijn
die niet bizonder verlangen dat het zou gebeuren, schaatsend
op een vijver aan de rand van het woud:
ze vergaten nooit
dat zelfs het vreselijk martelaarschap zijn beloop moet krijgen
ergens in een hoekje, op een slordige plek
waar de honden hun honds leven verderzetten en het paard van de beul

zijn onschuldige achterwerk schraapt tegen de boom

In Breughels Icarus, bijvoorbeeld: hoe wendt alles zich vlotweg af
van de ramp; de boer heeft misschien
wel de plons gehoord, de verlaten schreeuw,
maar voor hem was het geen erge mislukking; de zon scheen


zoals het hoorde op de witte benen die in het groene water
verdwenen; en het dure, delikate schip, dat iets verbazingwekkends
moest gezien hebben, een man die uit de hemel valt,


moest ergens wezen en zeilde kalm verder en zeilde kalm verder.

Meer Breughel op deze site:
Brueghel – Alstein, Breughel – Anker, Brueghel – Auden, Brueghel – Berryman, Brueghel – Burnier,   Brueghel – Claus, Brueghel – Coninck, Brueghel – Emmens, Brueghel – Enquist, Brueghel – Foerster, Brueghel – Hawinkels01, Brueghel – Hawinkels02, Brueghel – Herzberg, Brueghel – Jooris, Brueghel – Kal, Brueghel – Kopland, Brueghel – Langland, Brueghel – Mare de la, Brueghel – Verwey, Brueghel – Smit, Brueghel – Spillebeen01, Brueghel – Spillebeen02, Brueghel – Spinoy, Brueghel – Szymborska, Brueghel – Velde, Brueghel – Vestdijk, Brueghel – Williams01, Brueghel – Williams02, Brueghel – Williams03, Brueghel – Williams04, Brueghel – Williams05, Brueghel – Williams06, Brueghel – Williams07, Brueghel – Williams08, Brueghel – Williams09, Brueghel – Williams10

Icarus-gedichten

KunstKolom Pieter Breughel

Breughel tekeningen.