Mander. Carel van: The Continence of Scipio
Sonnet van Carel van Mander,
ten dele nagevolgd
H.H ter Ballet
Het mooie rood op blauwe vleugels, van vlinders
liep je na, de hele dag, toen je een kind was; in
je tuin, je wilde ze allemaal vangen, gelokt door
’t vliegend goud dat hel blonk in de zon. Onwegen
later opgegaan, zag je de valse schijn en glitter
voor echt aan, dwaas, en vloog ze na. Geen zon was
’t die daar scheen, maar koude maan. Vlinderschub
niet; jouw vangst, ellendige, was rouw en schaamte.
Grindweg verlaten en de glimworm bij de sloot met
kroos vol, en ’t zwarte licht dat lood nalaat bij
’t bakken van aarden potten, sta je bij de vlinder
stil, vleugel: zoveel solider – jij die het zwakke en
broze najoeg van de vluchtigheid – dan ’t schijnsel
van rondvliegend bedrog, van glimworms hellevaart.
![]() |
![]() |
Mander. Carel van:Garden of Love |
Mander. Carel van:Oriane Endavours to Perform Feats of Magic in the Garden of Apolidon |
Sonnet van Carel van Mander
Carel van Mander
Veel kindtscher als een kindt dat vyerigh liep, gheneghen
Vijfwouter in den hof te vanghen al den dagh,
Versot op’ valsche goudt het welck het blincken sagh,
Schoon root op wiecken blaeuw, van Phoebi licht besleghen:
Dus in den tijdt mijn Jeughts liep ick in veel onweghen
Myn ydel lusten nae; ’t welck ick wel claghen mach,
Dat ick soo was verblindt, en nu van al ’t bejagh
Geen ander vangh en hebbe als rouwe en schaemte creghen.
Want als ick nu ben quijt, door ’s Hemels goetheydt groot,
Den Tooverighen doeck die mijn Siel-ooghen sloot,
Ick nu, doch spade, sie mijn dwaesheyt weert ’t bespotten:
Dat ’s Weerelts lusten snoo bedrieghlijck maer en zijn,
Blick-wormen vuyl onreyn, die ’s nachts maer gheven schijn,
Oft, blinckent’ al van loot, nieuw aerden broosche potten.
Carel van Mander (1548-1606) schrijver van het Schilder-boek, Haarlem 1604, over leven en werk van de Nederlandse schilders, schreef zijn sonnet naar een Frans voorbeeld.
(Lyriek der Nederlanden, bezorgd en toegelicht door Rob Antonissen, Antwerpen 1949.)
![]() |
![]() |
Mander. Carel van: The Continence of Scipio |
Mander. Carel van: Allegory of Nature |
Bij de verovering van Carthago door de Romeinse generaal Scipio wer5d een jonge vrouw gevangen genomen. In plaats van haar voor zichzelf te houden besloot Scipio haar terug te geven aan haar verloofde.
Dit schilderij is aangebracht op koper wat de kleuren een bijzondere intensiteit mee geeft. De ommezijde is gedecoreerd met een allegorie op de natuur. Hierop vestigd de natuur, in de persoon van Cybele – vruchtbaarheidsgodin – met de vele borsten, de aandacht van een gespierde man op een ‘stralende’ vrouw die wellicht ‘de wijsheid’ symboliseerd.