De Geograaf (Johannes Vermeer)
H.H. ter Balkt
De blauwwitte tegels lijken, in de diepte,
op de ruiten van het glas-in-loodraam; tussen
halfschaduw en verblinding peinst de geograag,
staande in de voorjaarszon die hem doorgloeit
en aanspoort, bij de golvingen van ’t kleed en
de kast met de globe van Jodocus Hondius, over
de verre wereld van onontdekt land, zijn passer
zwevend als eenmaal de geest boven de wateren.
De geograaf brandt op in zijn inzicht; hoeder
van wat hem bezielt is hij de bleke verzonkene
afgewend van wat voortratelt buiten zijn raam.
Roerloos wacht hij op het kloppen van heldere
tekens; ontdekking en inwijding hem voorzegd
door lentelicht en scheepjes op vloer en muur.
De Geograaf detail |
De Astronoom |
De Astronoom detai |
zie ook: KunstKolom over Vermeer