Barnas-Ridder

Barnas-Ridder
Misha de Ridder

Wildernis

Maria Barnas

1

Een zwarte fysiotherapeut op IJsland nodigde me uit
voor een wandeling. Hij keek naar mijn heupen
en zag een toekomst.
Hij zei je houding is verkeerd.

Schouders naar achter borst vooruit.
Ik sjokte door de sneeuw bleek als mijn omgeving
en hij bewoog zich magistraal in het wit.
Toen hij me de top van de Vatnajökull wwes

kraakte de sneeuw onder mijn voeten.
De aardkorst kraakte en scheurde
tot ik heel rechtop onder een ijskap stond.
Zo kon ik net over het ijs heen kijken.

De wereld in waar de fysiotherapeut
me op zijn knieën de hand reikte.
Ik bleef staan. Ik stond in het midden van de wereld
in het midden van een verbijsterd heelal.

IJswater rond mijn voeten klaterde
in een diepte onder de ijskap
waar ik met een enkele stap
eeuwig in kon verdwijnen.

Ik was daar. Ik meen aan de rand van de wildernis
te hebben gestaan. Maar terwijl ik er stond
was het wit in mijn hoofd. Leeg en koud
en pas later kreeg de herinnering vorm.

Ben ik er werkelijk geweest?  Was ik het wel?
Er is weinig wildernis in mijn leven.
Ik kan het woord uitspreken.
Het klinkt goed en onbeheerst.

2

Misha is naar de laatste wildernis van Europa gereisd
zegt hij knielend op een tapijt van landkaarten
die de rafels van Noorwegen beschrijven
in zijn atelier. Hier heeft Hermans gelopen

zegt hij. We zwijgen uit wat eerbied moet zijn.
Kijken naar vlekken en haast onwaarneembare lijnen.
En hier liep ik. Het landschap is een sculptuur hoor ik.
Elke fjord een gesmolten gletsjer.

Misha beschrijft de fjorden als een vlak
waarop je kunt werken als een wand omdat je de horizon
kwijt bent. De natuur zegt hij is onverschillig.
En wat is het om een mens te zijn?

Was je wel eens bang vraag ik hem.
De dood is dichtbij in de wildernis zegt hij.
We staan op van de getekende bergen
en torenen uit boven een binnenplaats

waar op het dak van een parkeergarage
als een tafelkleed een tuin is gelegd.
Niemand kan erin. Het groen als van een schilderij
dat om een denkbeeldige wandeling vraagt.

Een meanderend pad een boom hier en daar.
Aan de horizon Rembrandt Breitner en Mondriaan
als rotsen in een verwilderd landschap van asfalt
en steen. Heeft de kunstenaar dit gedaan?

De omgeving is onwaarachtig als de getuigenis
van de wildernis die hij meenam naar Amsterdam.
Ik verzin landschappen zegt hij.
Maar we staan er middenin.

Barnas-Ridder
Misha de Ridder ‘Moon’

Maria Barnas (Hoorn, 1973) werkt met tekst en beeld. Ze publiceerde romans (Engelen van ijs, 1997 en De Baadster 2000) en dichtbundels (Twee zonnen, 2003 en Er staat een stad op, 2007) bij de Arbeiderspers. In 2010 verscheen Fantastisch, een bundeling columns voor NRC Handelsblad. Recent beeldend werk (The Living Room) was te zien in Klemm’s Gallery, Berlijn.

Misha de Ridder (Alkmaar, 1971) is afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Sindsdien is zijn werk veelvuldig tentoongesteld, waaronder in het Museum of the City of New York, Photo España in Madrid, Layr Wuestenhagen Contemporary in Wenen, bij Galerie Juliétte Jongma, in het Stedelijk Museum in Amsterdam en in het Foto Museum Amsterdam (FOAM)

In het bijzondere licht van het subarctische noorden van Noorwegen fotografeert en filmt Misha de Ridder dicht op de huid van de aarde. De bergen van donker gesteente zijn op deze breedtegraad schaars begroeid. Verblijf in dit landschap maakt de aarde als planeet tactiel: voelbaar, zichtbaar. De Ridder onderzoekt de beeldende kwaliteiten van het poollandschap en het poollicht, maar het werk gaat ook over klimatologische en ecologische extremen. Het ruige landschap, de kou en de duisternis, of juist het ontbreken daarvan werpen je op jezelf terug. De Ridder confronteert ons met de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan ten opzichte van de natuur.

De vluchtige sensaties van de massamedia en de crisis in de economie vallen in het niet bij de schoonheid en het geweld van de natuur. In Noord-Scandinavië leeft het nomadische Sami volk met een animistisch wereldbeeld: alle plekken en dingen in de natuur hebben een ziel. Uit respect bewegen zij zich in stilte door de wildernis. De natuur is onze meester en de dood is ons onherroepelijke einde; in het onderkennen van die existentiële kwetsbaarheid ligt een van de sleutels tot een beter begrip van de zin van ons bestaan besloten.

De werken van Misha de Ridder kunnen worden beschouwd als pogingen om efemere verschijnselen in het natuurlijke landschap vast te leggen met fotografie en video. De ervaring van een plek wordt deels bepaald door de geografische locatie en fysieke ruimtelijke eigenschappen. Tijdelijke verschijnselen als het weer, seizoen en lichtval, maar ook de psychische en fysieke toestand van de kijker beïnvloeden de waarneming. Door op zoek te gaan naar de afwezigheid van menselijke interventie, te wachten op de climax van het tijdelijke en door de technische grenzen van zijn camera op te rekken, worden De Ridder’s werken behalve exotische rapportages tevens autonome artificiële werelden.

Barnas-Ridder
Misha de Ridder