Anton_Heyboer_Vier_Bruiden_1990

Anton Heyboer ‘Vier Bruiden’ 1990

Ik ben in een bos geboren



Simone Atangana Bekono

Ik ben in een bos geboren

Ik ben geboren en er werd een lamp op mij geschenen

op het geboortedoek achter mij verscheen mijn silhouet

Mijn silhouet deed haar mond open, ze zei:
“Ik besta omdat jouw lichaam bestaat
Kronos die zijn kinderen verorberde
bloeddorstig als El Greco hem afbeeldde op doek met olie
een onherkenbaar geworden lichaam
gulzig en chaotisch
zonder wortels in de aarde

daar moest ik het mee doen

Ik hoorde gehijg en gelach: concrete, aanduidbare geluiden
mijn silhouet was een silhouet zonder aanduidbare kenmerken
mijn silhouet was van mij op een onbegrijpelijke manier

zij handelde voor mij, zij was er alleen als ik keek
zij bestond alleen op het doek

Concrete , aanduidbare geluiden
ik wilde opgenomen worden in een systeem van vinkjes en kruisjes
ik wilde virtueel, seksueel en van politiek ontdaan genot, ingesloten worden

met mijn kin op de rand van het bureau , op de achterbank van een Tesla


ui
t het keuzemenu verwijderd worden , ja
ingesloten  worden

Anton_Heyboer_Krankzinnig_Ets_1954
Anton Heyboer ‘Krankzinnig’ Ets 1954

Simone Atangana Bekono (1991) studeerde in 2016 af aan Creative Writing ArtEZ. Ze publiceerde op De Optimist, Samplekanon en in De Gids. Ze droeg voor op de Nacht van de Poëzie, Read My World, het Wintertuinfestival en vele andere podia. Simone werd geselecteerd voor het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds en voor CELA, een ontwikkeltraject voor schrijvers en vertalers in zes Europese landen. Momenteel werkt ze aan een roman die bij Lebowski zal verschijnen. Simone zit in een talentontwikkeltraject van Productiehuis De Nieuwe Oost.

Een mooie recensie van Maria Barnas in de Volkskrant van 30 december 2017:


Simone
Atangana Bekono debuteert met krachtige en
tegelijk fijnbesnaarde poëzie over scheve verhoudingen.

POËZIE
: Simone Atangana Bekono

Hoe
de eerste vonken
zichtbaar waren Wintertuin/Lebowski; 43 pagina’s; 12.-

**** Een solide stem die niets uit de weg gaat.


Dat deze gedichten geschreven moesten worden, is onmiddellijk duidelijk. De regels staan onder spanning van woede, onbegrip, de noodzaak om woorden te vinden voor wat zich voordoet als vanzelfsprekend, maar onacceptabel is. De woorden die Simone Atangana Bekono (1991) vindt in haar debuutbundel leiden tot een wereld waarin zij met haar taal heerst:

ik
leen geld van een blanke, wes
terse man
ik koop toiletpapier voor een blanke, westerse man
ik ben een gedachte-experiment
van de blanke, westerse man

Twee
blanke, westerse mannen
prijzen het werk van Bekono aan op de achterflap. Een grap? Het zou goed kunnen. Humor en zelf­ relativering worden net zo gemakkelijk ingezet als scherpe observaties over scheve maatschappelijke verhoudingen.

Het maken zelf wordt tot onder­ werp verheven in het lange slotgedicht, waarin de dichteres vindt dat ze verantwoording moet afleggen voor haar uitspraak (uit een ander gedicht) dat alle zwarte mensen zich identificeren met drenkelingen. Elders schrijft ze ook dat ‘alle mensen’ niet bestaan, evenmin als ‘alle zwarte mensen’. Bespiegelingen over alle zwarte mensen die niet bestaan monden uit in het beeld van een zwart meer, waarlangs een marathon wordt gelopen, waar mensen als slaven zijn vastgeketend, waar massavernietingswapens in worden gegooid, om als stinkend koraal en duizendvingerige armdieren met huiden van tongen te herrijzen:

er is een mooi en pijnlijk ding dat mij dicteert
maar ik slaap graag en heb soms ook honger
een soldaat wordt steeds kopje onder geduwd
als hij zich met zeiknat uniform en
al
uit het zwarte water probeert te hijsen
een representatie van de onmacht
om geweld of sterven te ontlopen
voor zover ik de tijd heb

schrijf ik het allemaal op.

Angst, het
brullen over de angst heen, moed, het relativeren van moed, vriendschap, liefde, liefde­ loosheid, schaamte en schaamte­ loosheid wisselen elkaar af. Wat de gedichten verbindt, is een solide stem die niets uit de weg gaat, zelfs vergezochte associaties niet. Deze blijken tot fijnbesnaarde, krachtige, epische poëzie te voeren.
Maria Barnas