Vincent van Gogh ‘Weg met cypressen en sterren‘
De weg
J. Bernlef
Breitner kon ook vaak vertellen
over de wandeling die Van Gogh
en hij hadden gemaakt over een
lange weg, aan één zijde met
bomenbegroeid. De zon scheen
fel. Breitner liep in de schaduw.
Van Gogh koos de zonzijde.
‘Waarom doe je dat,’ vroeg Breitner
en Van Gogh antwoordde toen:
‘Ik wil lijden voor de kunst.’ *
I
Een lange weg aan het eind van de eeuw
twee figuren, aan weerszijde een
een in de schaduw van bomen, de ander in blikkerend licht.
Of zij een gezicht hebben weten wij niet
alleen hun gedachten zijn hier te leen
donker gemompel en een koppige kreet.
II
Als een dichter zoek ik houvast in de berm van het rijm
Gebutste potten steken uit de bruine sneeuw omhoog
In koolgeur gewikkeld gaan vermoeide vrouwen
Houten boten liggen krakend aan hun touwen
Op mijn foto’s staat een wereld die intens bewwog
En nu gestold is als lelies op een kamerscherm.
Mijn schuchtere kleuren trekken zich in de bouwput terug
Boven mij wordt de eerste paal geslagen voor
Een nieuwe mij onbegrijpelijke eeuw.
III
Ik kijk in de zon tot blindheid mij treft
en alle contouren beginnen te trillen
daar, weet ik, begint mij dwingelandwillen
Onder mijn huid schuilt die andere hand
die mij leidt in een liefde die kakelt
en slaat op de maat van mijn waan
Ik ben een engel van verf in een
hemel van linnen. Popelende penselen
wieken mij een verslindende wereld binnen.
IV
Hier liggen hun paletten broederlijk bijeen
het ene donker en dicht, het andere wijdopen en licht
in het stilleven dat wij geschiedenis noemen.
En weer loopt daar die weg naar het eind
van een eeuw en weer twee figuren zonder gezicht
die weigeren te versmelten in dit gedicht.
Adriaan Venema: Breitner 1857 – 1923,
bladzijde 126, Het Wereldvenster,
Bussum 1981.
![]() |
![]() |
![]() |
|
Vincent van Gogh ‘Sterrennacht’ 2x en ‘Korenveld’ |
Hier kunt u terug naar de overzichtspagina van de bundel ‘Ommuurd veld’