Jan van Goyen ‘Riviergezicht’ 1653 (niet de tekening uit het gedicht)
Riviergezicht met roeiboot
J. Bernlef
Nauwelijks groter dan een
luciferdoosje: vier mannen in een boot
op weg naar de overkant
Twee eenden als inktmoppen
vermomd
rietkraag – wilgetenen.
Hoe klein hij mij krijgt om
zo aan de einder te verdwijnen
onder het postzegelgrote zwerk.
Jan van Goyen
Leiden 1696 – 1659 Den Haag
Riviergezicht
Pen in bruin op papier, 54 x 88, omstreeks 1642
Particuliere collectie, Duitsland
(afbeelding nog niet gevonden)
Jan van Goyen
Leiden 1696 – 1659 Den Haag
Woonde achtereenvolgens in Leiden, Haarlem en Den Haag. Hij was een buitengewoon produktief landschapschilder, maar hield zich daarnaast ook bezig met handel (en speculatie). Op zijn talloze reizen door Nederland heeft hij een groot aantal tekeningen gemaakt. In zijn landschapschilderijen van na omstreeks 1630 past hij een eenvoudige opzet en een opvallende, tonale schilderwijze toe, met tonen van bruin, grijs en groen en weinig kleur.
Veel van Van Goyens tekeningen hebben een dergelijk klein formaat. Het zijn kennelijk blaadjes uit een schetsboekje. Van Goyen gebruikte de tekeningen, getekend met pen en inkt of met zwart krijt, als bron voor zijn schilderijen. Ze zijn opvallend door hun trefzekerheid.
Bernlef beklemtoont de kleinheid van de tekening en bewondert het vermogen van de tekenaar om hem, de kijker, zó klein te krijgen dat hij in het kunstwerkje kan verdwijnen. Enkele jaren later zal Sipko Melissen in ‘Gezicht op Sloten’ ook van een tekening, maar dan van één van Rembrandt, deel willen uitmaken. Beiden willen er in verdwijnen. Bernlefs ‘ik’ ‘aan de einder’, die van Melissen in het graf.