Pieter Saenredam ‘De Sint-Bavokerk te Haarlem’ 1636
Een ontmoeting met Pieter Saenredam
J. Bernlef
1.
Dit is het bewijs – een transparant
van ’t schilderij over ’t theoretisch
perspectief gelegd – de Bavo door zijn ooglijn
lichtelijk uit ’t lood getild.
Zo heb ik ’t gewild, zegt Saenredam
zoals ik ’t zag, zelf door Gods hand gebogen
heb ik ’t licht gemeten en gewogen
en daarna doen verstuiven in deze ruimte daar
’t hele schilderij is waar op één ding na
een soort van commentaar geschilderd door
een leerling: onder de bogen van de galerij
staat zij en kijkt naar mij die
het aangezicht verborgen achter een pilaar
voorgoed moet zwijgen terwijl
de ranke orgelpijpen immer ranker stijgen.
2.
Daar zat ik – jongeling van veertien
op de eerste rij met voor mij
het grote rol – wachtend tot
het concert begon, de davering.
Goudglanzend drongen de pijpen
als röntgenstralen door mij heen
mijn geraamte begon te beven op de steen
waaronder (zonder ’t te weten) hij begraven lag
Ik zag de blote borsten van déngelen
trillen in een beweging die ik had
willen stillen met mijn vingers
Te jong voor engelen werd ik toch
of juist daarom tot tranen toe en
door hun pijpen in mijn kern geraakt.
3.
Rechtlijnig ontmoeten wij elkaar
uiteindelijk op dit papier
doorschoten van dezelfde pijn
die alle muren slecht
Het was, het was en nu niet meer
het grote orgel zwijgt, de nis is leeg
jij met je ruimte, ik met mijn tijd
als twee geketende aapjes dansen wij
Ik lees je steen
ik dicht je toe
voor het open schilderij
En staar mijn ogen blind
op het verborgen beeld: een engel
zingend achter een pilaar.
![]() |
![]() |
Pieter Saenredam ‘De Sint-Bavokerk te Haarlem’ |
Pieter Saenredam
Assendelft 1597 – 1665 Haarlem
De Sint-Bavokerk te Haarlem, 1636
Olieverf op paneel 95,5 x 57 cm
Rijksmuseum Amsterdam
Pieter Saenredam
Assendelft 1597 – 1665 Haarlem
Saenredam was zoon van een graveur en verhuisde na de dood van zijn vader van Assendelft (in Noord-Holland) naar Haarlem, waar hij de rest van zijn leven woonde. Hij onderhield onder andere contacten met de bouwmeester Jacob van Campen, de architect van het stadhuis op de Dam. Hij maakte een aantal reizen door Nederland, waarop hij vaak zeer minutieuze tekeningen vervaardigde die hij later gebruikte als bron voor zijn schilderijen. Zijn specialisatie waren kerkinterieurs en andere topografische onderwerpen.
Zoals gebruikelijk maakte Saenredam dit schilderij op basis van nauwgezette tekeningen. Twee daarvan zijn bewaard, respectievelijk gedateerd 30 augustus 1635 en eind november 1635. Op de laatste tekening, een constructietekening (in het Prentenkabinet, Leiden), noteerde Saenredam dat het schilderij ernaar op 15 april 1636 werd voltooid. Het toont de noordelijke kooromgang van de Sint-Bavo en de daarachter gelegen Onze-Lieve-Vrouwekapel.
Bernlef heeft zich als schrijver ten minste vier maal uitgelaten over Saenredam: in Rondom een gat (1971), in zijn gedichtenbundels Wolftoon (1986) en Geestgronden (1988) en in zijn roman Publiek geheim (1987).
Van de drie delen waaruit ‘Een ontmoeting met Piet Saenredam’ (uit Wolftoon) bestaat, hebben het eerste en het derde betrekking op Saenredams schilderij. Het tweede gaat, evenals het stukje in Rondom een gat, terug op een jeugdherinnering in de Sint-Bavo waarin het orgel – het huidige 18e-eeuwse orgel, een ander dan één van de bij Saenredam afgebeelde orgels – een grote rol speelt. Het verband met de schilder daar is ‘de steen waaronder (…) hij begraven lag’, die in het derde deel terugkomt en, later en metaforisch, in ‘Verzwegen visioen’ uit Geestgronden.
‘Bernlef rekent’, aldus T. van Deel in Trouw, 2 april 1987, over het eerste deel van het gedicht, ‘op enige kennis van zaken omtrent Saenredams werkwijze.’ Saenredam ging in zijn architectuurschilderijen met mathematische nauwkeurigheid te werk. Hij maakte eerst schetsen, vervolgens perspectivische constructietekeningen en vervaardigde ten slotte op basis van dat materiaal schilderijen. De schilderijen geven evenwel de werkelijkheid van het kerkinterieur niet wiskundig, maar artistiek weer: het is Saenredams visie op de ruimte die ervoor zorgt dat het resultaat afwijkt van de realiteit. Vandaar – aldus weer Van Deel – dat Bernlef de schilder laat zeggen: ‘Zo heb ik ’t gewild (…) zoals ik ’t zag’. Het feit dat Saenredam een bochelaar was, speelt vervolgens mee in de formulering “zelf door Gods hand gebogen”.
In de roman Publiek geheim veronderstelt iemand, dat de man en de vrouw hoog oven op de galerij wel eens Saenredam en zijn minnares zouden kunnen zijn. In dit gedicht lijkt het erop, dat Bernlef meent dat het inderdaad Saenredam is, die daar staat. Alweer is het nodig om iets meer te weten over Saenredams werkwijze en wel dat hij meestal zijn figuren – de ‘stoffering’ – liet inschilderen door andere schilders, nadat het interieur voltooid was; schijnend door de schildering van de figuren ziet men de achtergrond en de lijnen van de architectuur. In Bernlefs gedicht is de ruimte ‘waar op één ding na’, en dat is het ‘commentaar’ dat een leerling inschilderde: twee figuurtjes op de galerij’.