Melancholia
(Bij de kopergravure van Albrecht Dürer)
Hein Boeken
Staart gij nu nog, Vrouw, met de vleugel-schouderen
En passer, die geen maat te passen weet,
Omvaadmend al het menschelijk leed
En kwaal na kwaal, die nimmer-meer verouderen,
Staart gij nu nog, omschanst van de behouderen
Van menschelijke moeite en ’t zaad van zweet,
En wat, zelf eeuwig jong, wegkrimpen deed
En krimpen doen zal, menschen-kracht, nu de ouderen.
De jongeren dàn, ’t òpwassend nieuw gebroed,
Staart gij nu nog naar waar in geelgen gloed
Verbijsterende komeet genaakt de kimmen,
En ziet gij daarvóór op zijn vleermuis-vlerken
Uw hersen-spinsel over stad en kerken,
Diep-hartige, en doet uw blik in tranen glimmen?
zie ook: Verwey-Dürer en Suchtelen-Dürer