Rembrandt van Rijn 'Titus aan zijn lezenaar' 1655
Jonge Titus
P.C. Boutens
Ben ik zoo trotsch; ben ik zoo vreemd?
Zoo ongenaakbaar druk of stil? ...
'k duld niet dat iemand van mij neemt,
Wat ik hem zelf niet geven wil.
Ik haatte altoos
dien vrouwentrek
Die kan geen schaamle bloem zien staan,
Of rooft haar meê
naar domp vertrek
Om daar in water te vergaan ...
Ik zouhet liefst met
allen zijn
Zooals zij zelf onder mekaêr,
Een spel van ernst en
zotternij'n,
Een onverschillig allegaêr;
Maar telkens raken we uit den
toon,
En valt de ronde bont uiteen;
En niemand doet met mij gewoon,
En
elk wil mij voor zich alleen:
Iets als mijn vader heeft met mij,
Een
ding zoo diep dat je er van droomt,
Even beklemmend droef als blij:
Een
kus dien hij te geven schroomt
Achter zijn teêr-verwoest gelaat,
Achter de streeling van zijn hand -
Zoo ver als achter de enge straat
De
lichtheid van het zomerland ...
Ergens vandaar, van buitenaf,
Komt dat
waarvoor ik mij bewaar -
Iets, stil en diep als moeders graf,
En als de
Mei zoo wonderbaar;
Dat niets verbreekt en niets verscheurt,
En alles
neemt en alles geeft ...
Ik bid alleen dat 't niet gebeurt
zoolang mijn
vader leeft.
Rembrandt van Rijn
Leiden
1606 - 1669 Amsterdam
Titus aan zijn lezenaar
Olieverf op doek, 77 x 63
cm, 1655
Rembrandt van Rijn
Leiden
1606 - 1669 Amsterdam
Rembrandt werkte gedurende zijn eerste jaren in Leiden doorgaans op panelen van klein formaat in een zeer precieze schilderstijl, maar ging na zijn verhuizing naar Amsterdam in 1632 werken op doeken van veel groter formaat. Hij was in Amsterdam aanvankelijk werkzaam als portretschilder, maar schilderde na verloop van tijd ook religieuze en historische voorstellingen, taferelen uit het dagelijks leven en een aantal landschappen. In alle gevallen probeerde hij in zijn schilderijen actie en drama tweeg te brengen. Rembrandt schilderde tientallen zelfportretten en maakte ook een groot aantal tekeningen en etsen.
Hij kende veel tegenslagen in zijn persoonlijk leven, die door biografen soms breed worden uitgemeten: de dood van zijn vrouw Saskia op jonge leeftijd en van een aantal kinderen, zijn faillissement in 1656 en de daaropvolgende verkoop van zijn bezit.
Evenmin als van Hendrickje Stoffels is van Titus, de zoon van Rembrandt en Saskia, een gedocumenteerd portret bekend. Toch wordt algemeen aangenomen, dat het tiental schilderijen met een bleke jongen/jongeman met lang bruin krullen haar Titus voorstelt, omdat de leeftijd van de voorgestelde steeds overeenkomt met die van Titus. Titus was geboren in 1641; een jaar daarna overleed zijn moeder. In zijn biografische schets Uit het leven van P.C. Boutens vermeldt Karel de Clerck, dat Boutens 'de diepste ontroering onderging bij het beschouwen van de Lezende Titus.' De dichter voert in 'Jonge Titus' Rembrandts veertienjarige zoon op als knaap die niet gediend is van aanhaligheid en die zich niet wil onderscheiden van zijn leeftijdgenoten. In de laatste strofen mijmert de jongen over een liefde die verder gaat dan die welke zijn vader hem kan geven.