JEUGDPORTRET
P.C. Boutens
Even trouwen na als gij mijn eigen
Heb 'k uw jonge beeld bewaard van toen,
Zooals kinderen gewoon niet veel te krijgen
Met hun arme liefste-schatten doen ...
Maar niet in zoo balsemende zorgen,
In zoo ongenaakbre rust gezwacht,
Sliep het tot den onberekenbaren nlorgen
Door zijn éenen droomeloozen nacht-:
Wakker in éen oogopslag en pasklaar
Voor het vreemdste fonkelnieuwste kleed,
Als dit onaandoenlijk Faraonenmasker,
Gulden deksel zonder scheur of sleet-:
Dat tot geene ontroering wenscht te
tanen
Uit de strakheid van zijn
heerschersgril,
En den laten
dauw van onze heete tranen
Pas
als koelste parels dragen wil--
Nimmer was dit vleezen hart berekend
Voor een vaste kluis en toeverlaat;
Altijd bleef ik een die licht en eerlijk teekent,
En de groeven in mijn oud gelaat
Hebben wereloos bij zich betrokken
Heel den opgespaarden levensschat ;
't
Zijn de sporen van de rouwe wervelschokken
Die vermaalden al wat ik bezat ...
Wat dan moet ik graaien u te toonen
Waar het blinkend puin nog rookt en gronlt?
Of hoe 'vindt gij rust om met mij hier te wonen
Tot het wonder dat wellicht niet komt ... ?:
Tot aan zijn bestorven nacht onttogen
Als een prilste lentebloem herleeft
Niet meer dan éen loutre harteblik van oogen,
Die zich zóo vereeuwigd heeft?
![]() |
![]() |
Beschilderde wanden in de Toetanchamons grafkamer graf | Howard Carter en de sarcofaag van Toetanchamon |