Johannes Vermeer ‘Het schildersatelier‘ olieverf op doek, 132,5 x 110 cm. Omstreeks 1665
ZELFPORTRET
Het Atelier van Vermeer van Delft in de verzameling Czernin
P.C. Boutens
Voor altijd blijft geheiligd het gewone
Licht onzer dagen in dit blank bewijs
Hoe goden toch met menschenkindren wonen
Voor een verloren uur der dagereis.
O ziel die in uw middagklaar gepeis
Zoo innige verzekerdheid zaagt tronen,
En dorst en mocht in dees doorzichte wijs
Het masker uwer vleezen trekken toonen!
Hier staat uw ongekend gelaat gebeeld
Uit duizenden millioenen te herkennen,
Naar’ t meer is afgewend, te min verheeld
In afglans waar geen oog aan wil gewennen,
Geluk dat elk onnoozel aardeding
Dooft en herschept in zijn bespiegeling.
Johannes Vermeer ‘De koppelaarster’ 1656 | Johannes Vermeer ‘De koppelaarster’ 1656 detail |
Van Johannes Vermeer zijn geen portretten of zelfportretten bekend.
Wellicht bedoeld Boutens hier dat we Vermeer vlekkeloos in al zijn werk kunnen herkennen en daarmee toch een soort zelfportret. Echter evenals vele anderen vergiste Boutens zich hier schromelijk in. Zijn gedicht Emmaüs draagt hij op aan Johannes Vermeer later zal blijken dat dit schilderij een vervalsing is geschilderd door Han van Meegeren.
Soms wordt verondersteld dat de persoon op de achtergrond van het schilderij ‘De koppelaarster’ een zelfportret van Johannes Vermeer is.
Johannes Verrneer 1632 – 1675 Delft
Het schildersatelier (rechts)
Olieverf op doek, 132,5 x 110 cm. Omstreeks 1665
Kunsthistorisch Museum, Wenen
Dit schilderij heeft aanleiding gegeven tot een groot aantal theorieën over de bedoeling van de voorstelling. Algemeen wordt nu aangenomen dat het om een allegorie op de schilderkunst gaat. Dat blijkt onder andere uit het feit dat de schilder niet in een eigentijds maar in een 16e-eeuws kostuum gekleed is. Het gaat hier dus ook niet om een zelfportret van Vermeer, zoals wel wordt aangenomen. De schilder schildert een allegorische figuur. waarschijnlijk Clio de muze van de geschiedenis. Zij heeft ook attributen van Fama de Roem. bij zich: de trompet en de krans op haar hoofd. Het schilderij bevond zich sinds 1813 in de verzameling van graaf Czernin in Wenen, die het gekocht had als een schilderij van De Hooch. In 1860 werd het voor het eerst op naam van Vermeer gesteld. in 1945 kwam het terecht in het Kunshistorisches Museum te Wenen.
De relatie tussen dit sonnet en het schilderij door Boutens nog opgevat als een zelfportret is nogal onduidelijk en weinig expliciet. De dichter verwijst nergens naar elementen uit het schilderij. Hij lijkt het als zodanig te beschouwen als een bewijs dat goddelijke inspiratie mogelijk is en ziet het als de concretisering van de ziel, die alle dingen nieuw maakt. Maar waarom juist dit schilderij?
Handtekening van Johannes Vermeer