De Amsterdamse viermaster 'De Hollandse
Tuyn' en andere schepen bij het binnenvaren van het IJ na terugkeer uit Brazilië
hun viermaster, bonkig schip van geweld,
Lenze L. Bouwers
hun viermaster, bonkig schip van geweld,
de Hollandsche Tuyn, kwam in mei terug,
door
Hendrik Vroom met verve doorverteld:
vissersvolk, zoals hun baardgroei is,
stug,
de dames elegant tot op de rug;
matrozen hebben zich stijlvol
gemeld,
hun viermaster, bonkig schip van geweld,
ligt voor de kust in
voorjaarszon, het luch-
tigst zijn de vlaggen: leeuwkracht van een held
ver van de grond en pijlen vliegensvlug,
de kerktorens zijn ook vertrouwd
terug,
de driekleur met het wapen vergezelt
hun viermaster, bonkig schip
van geweld
Hendrik Vroom, Haarlem omstreeks 1566-1640
Haarlem
De Amsterdamse viermaster 'De Hollandse Tuyn' en andere schepen bij
het binnenvaren van het IJ na terugkeer uit Brazilië
Olieverf op doek 144 x 279 cm, omstreeks 1605 (Rijksmuseum Amsterdam)
Hencrick Vroom
Haarlem omstreeks 1566-1640 Haarlem
Vroom
verbleef in zijn jonge jaren enige tijd in Rome, Duitsland en Spanje en vestigde
zich vanaf 1622 in zijn geboorteplaats Haarlem als zeeschilder. Hij schilderde
zeeslagen maar ook scheepsportretten en heeft ontwerpen voor tapijten gemaakt,
onder andere in opdracht van het tapijtatelier van Francois Spierings in Delft.
Hij stond in zijn tijd als schilder in buitengewoon hoog aanzien.
De viermaster was in 1598/99 gebouwd als versterking van de Nederlandse vloot in
de strijd tegen de Spanjaarden. Het schip bleek door z'n grootte moeilijk
hanteerbaar en heeft slechts twee reizen in Nederlandse dienst gemaakt. De
terugkomst van de tweede reis, een expeditie tegen de Spanjaarden in Brazilië in
1603/05, is hier afgebeeld. Een jaar later werd het schip verkocht aan Toscane.
Het schilderij is een echt portret van De Hollandsche Tuyn, een schip dat door
zijn enorme omvang heel wat opzien moet hebben gebaard. Op de voorgrond is
vermoedelijk de bevelhebber van de expeditie, Paulus van Caerden, uitgebeeld in
de man die zojuist met een roeiboot aan land is gebracht. Het doek heeft naar
men aanneemt tot aan de opheffing van de Amsterdamse admiraliteit (eind 18e
eeuw) in het kantoor van het college gehangen, het huidige Prinsenhof aan de
Oudezijdsvoorburgwal in Amsterdam. Bouwers moet zich voor dit gedicht, evenals
Jan Kal voor 'De val van Icarus', kunsthistorisch gedocumenteerd
hebben, anders had hij het schip niet in mei kunnen laten terugkomen.
In een
rondeel bestaande uit dertien verzen is het eerste vers gelijk aan het laatste
en komt dat in het midden terug. Er zijn meestal maar twee rijmklanken. Dit is
dus een echt rondeel.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Hendrik Vroom, Haarlem omstreeks 1566-1640 Haarlem |