‘Ik heb het rood van ’t joodse bruidje lief’
Anneke Brassinga
… het broderietje kruipik over, ’t kuise
blozende vergood ik, schroomvol ruisende
de rode gewaden als bijna-dode wingerdbladen
om haar heen, een ruif is zij mijn haverkist,
mijn stoof en suikering, de kozende struise,
een struikje broos, ik heb mijn hand op dit
broodje gelegd – de ruiker van haar konen
rozen, zij is het blote fruit aan mij geopend,
ruigte van het toegestane, schoon ontluiken
in hoofs genegenzijn, o vroom beschuitje,
boterschaapje, vlam van dromerig verpozen en
de roze handen, roomsoezige blankte schuilend
onder inkarnate korenschoof van ’t grootse
bruidje, en ik gouden man heb lief dit alleen
aan de dood te verliezene, glorende duifje.
(met dank aan Pierre Kemp)
zie ook:
Rembrandt – Aafjes, Rembrandt – Baeke, Rembrandt – Balkt, Rembrandt – Barnas, Rembrandt – Bernlef, Rembrandt – Boeken, Rembrandt – Brabander, Rembrandt – Brassinga, Rembrandt – Bruinja, Rembrandt – Claus, Rembrandt – Decker, Rembrandt – Emmens, Rembrandt – Enquist, Rembrandt – Gerhardt, Rembrandt – Gerlach, Rembrandt – Harmens, Rembrandt – Herzberg, Rembrandt – Hofman, Rembrandt – Kemp, Rembrandt – Knibbe, Rembrandt – Kopland, Rembrandt – Meekers,Rembrandt – Menkveld, Rembrandt – Moeyaert, Rembrandt – Schiferli,Rembrandt – Schulte-Nordholt, Rembrandt – Soepboer, Rembrandt – Spinoy, Rembrandt – Tentije,
Rembrandt – Vestdijk, Rembrandt – Vestdijk02, Rembrandt – Vestdijk03 Rembrandt – Wissen.