Floris Jespers ‘Liggende koeien’
Jespers
Gaston Burssens
De avond is zo stil als ’t wezen kan
Nog stiller dan bij ’t luiden van de vespers
Een wandeling door het land van Jespers
Is stiller dan ik zeggen kan
De zee is niet zeer ver
Iets verder dan de verste horizonnen
Als wij haar ruisen voelen her en der
Is ’t wonder van haar stilte reeds begonnen
De velden liggen lauw in dit geruis
De mestlucht met de mist heft ons omhangen
We horen vele vogelzangen
We zien één enkele vledermuis
De wilgen zijn nog stiller dan ze krom zijn
Verdoezeld in de stilt’ en bijna zwart
De boeren zitten stiller dan ze stom zijn
En onze geest staat stil en wij zijn zonder hart
De weiden liggen niet ze hangen
ze hangen aan de mist en ’t is de mist die ligt
Wij hebben ei zo na niet één verlangen
Wij horen een gedicht
De koeien o de koeien
Toen Onze Lieve Heer de koe geschapen heeft
Wist hij wel dat haar loeien
Een klacht zou zijn die om de stilte beeft
De maan want ja het maantje bidt zijn vespers
Stil als een wit konijn
En ik en Jespers
Wij luisteren naar de maneschijn