James Ensor ‘Peste dessous, Peste dessus, Peste partout’ (1904), ets, 19.8 x 29.7 cm
De etser en de vrouw
Magde Castelein
De metalen plaat. Onaangetast.
Hij buigt voorover. Adem breekt door
zijn spiegelbeeld. De naald explodeert.
Hij gaat scheep. Onder zijn hand groeit
een lijn tot een morseteken.
Hij kent het alfabet:
de tere plek, het donker waar zij van droomt,
de schouderlijn, de kras als van een kraai,
het snijpunt waar haar oog begint.
Hij buigt voorover, bijt haar in.
Hij is het snijdend sap dat sporen aan
haar legt. Hij voert haar dronken
in een bed van zuur en
spuugt haar dampend uit.
In zweet, in haat, in tederheid
in elk gestold gebaar bewoont hij haar.