ezechiël 27:3-11
Zeg tegen Tyrus, de stad die met haar havens de toe-
gang tot de zee beheerst, de stad die handeldrijft
met verre volken en landen overzee: Dit zegt God, de
HEER:
Jij, Tyrus, noemde je schoonheid volmaakt
Je land lag in het hart van de zee,
in volmaakte schoonheid was je gebouwd.
Van Senircipressen waren je boorden,
een Libanonceder was je mast.
Van eiken uit Basan waren je riemen,
je dek was van ivoor, ingelegd in dennenhout
van de eilanden waar de Kittiërs wonen.
Van bont Egyptisch linnen waren de zeilen
waaraan je van verre te herkennen was,
het blauwpurper en roodpurper van Alasia’s kusten
werd de stof van je dekkleden.
De vorsten van Sidon en Arwad waren je roeiers,
jouw wijzen, Tyrus, hielden het roer,
de oudsten en wijzen van gebal voeren als timmerlui
mee.
Alle schepen van de zee kwamen langszij,
hun zeelui dreven handel met je.
Soldaten uit Perzië, Lydië en Libië vochten voor je,
hun schilden en helmen hingen ze aan je muren –
zo zetten ze je bij.
Arwadieten en Chelechieten bewaakten je muren,
Gammadieten hielden op je torens de wacht,
hun pijlkokers hingen ze overal aan je muren –
zo werd je schoonheid volmaakt.
ezechiël 27:3-11
![]() |
![]() |
Rafaël ‘Ezechiël’ | James Tissot ‘Ezechiël’ |
zie ook ‘de mooiste gedichten uit de bijbel’ overzichtspagina