Rembrandt van Rijn 'Saul en David'
Psalm 137
Aan de rivieren van Babel,
daar zaten wij treurend
en dachten aan
Sion.
In de wilgen op de oever
hingen wij onze lieren.
Daar durfden
onze bewakers te vragen om een lied,
daar vroegen onze beulen:
‘Zing voor
ons
een vrolijk lied uit Sion.’
Hoe kunnen wij zingen
een lied van de
HEER
op vreemde grond?
Als ik jou vergeet, Jeruzalem,
laat dan mijn
hand de snaren vergeten.
Laat mijn tong aan mijn gehemelte kleven
als ik
niet meer denk aan jou,
als ik Jeruzalem niet stel
boven alles wat mij
verheugt.
Gedenk, HEER,
de dag van Jeruzalems val,
toen het volk
van Edom zei:
‘Neer met die stad, neer,
maak haar met de grond gelijk.’
Babel, weldra word je verwoest.
Gelukkig hij die wraak zal nemen
en
jou doet wat jij ons hebt gedaan.
Gelukkig hij die jouw kinderen grijpt
en
op de rotsen verplettert.
Psalm 137
![]() |
![]() |
Arent de Gelder 'Achimelek geeft het zwaard van Goliath aan David' | Arent de Gelder 'Bathseba doet een beroep op David' |
![]() |
![]() |
Arent de Gelder 'David speelt harp voor Saul' | Arent de Gelder 'Koning David' |
zie ook 'de mooiste gedichten uit de bijbel'
overzichtspagina