Hooglied 3:1-5
’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.
Ik zoek hem, maar ik vind hem
niet.
Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,
laat ik in de straten, op de
pleinen,
zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem
niet.
De wachters vinden mij
op hun ronde door de stad.
‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’
Nog maar
nauwelijks ben ik hun voorbij
of ik vind mijn lief.
Ik grijp hem vast en
laat hem niet meer los
tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis,
in de
kamer van haar die mij baarde.
Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je
bij de gazellen, bij de hinden op het
veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het
wil.
Hooglied 3:1-5
![]() |
![]() |
Marc Chagall |
zie ook 'de mooiste gedichten uit de bijbel'
overzichtspagina