De spin die hij als kind
Frans Deschoemaker
De spin die hij als kind
in Borgo gadesloeg, zat op een richel,
mat een invalshoek, maakte
een aanvang met de ruimte.
Vanwaar dat licht, gewelfd omheen
de luit, de torenspits, de windhondrug?
Waarheen dat lijnenspel, dat wegijlen
in een portiek, in een vloertegeltrapezia?
Hij tuurt over de zee
en trekt haar zilvergrijze lijnen
na, zandribbels en schelpgruis,
structuren uit de voortijd.