Antoine Watteau 'L'enseigne de
Gersaint' 1720
L'enseigne de Gersaint
Christine d'Haen
Wandloos
vooraan grootopenslaand
loopt de hoge kamer vol licht donker
(in spiegels
verzinkt het, door glazen deurvleugels verschemert),
jonge vrouwen en heren
bekijken schilderijen
waarmee deze winkel bekleed is.
Zij verdiepen zich
zwijgend in die gewaande wereld.
Natuurlijk is zij het bekoorlijkst, van wie
wij de rug en fijne nek zien, de gefronste
los vallende plooien van gegomd
linnen,
glanzend, links – en rechts, zij die zit,
de brede glinstrende rok
spreidt en droomt,
of het eenvoudiger meisje
dat de dromende voorhoudt een
kleinere spiegel,
met zoveel innige aandacht?
Zij kijken, en dansen ook
in groepen van drie en twee, drie en vier,
de jongens die de panelen
verpakken,
de schone aan wie een jong heerschap de hand reikt,
drie zeer
intens bij een groot ovaal
en vier intiem bij de toonbank.
Want liefde is
stil onder hen:
ofschoon zij even nog wegbuigt, geeft zij dien hoofse
toch
wel de hand en gaat mee, en heel dicht
neigt daar dromend haar hoofd naar..
Ik vertoef hier graag, al houd ik niet veel
van gezelschap en mode.
Hier echter is vrede
peinzend verwijlen en wikken en wegen
bewonderen en
heel nauwkeurig proeven
met loep of lorgnon.
Op straat, één bussel gulden stro
en
rechts een liggende hond (naar Rubens).
Op één trede slechts van de keien
binnen (maar open) is alles beschaving,
alles zoals het behoort, doch broos,weerloos, vluchtig,
nauwelijks
met een allerdunst vleugje verf gepenseeld,
immers, hoe kan dat
duren: jonge vrouwen en heren
met wollige pruiken, witkanten jabots en
manchettes
die zorgloos
samen kijken naar schilderijen?
De pendule
wijst vijf over elf
en le Roi Soleil ligt al neer.
Zo was de wereld
nog nooit: elk zo met allen verbonden
door onzichtbare cirkels en lijnen,
een halve ellips grijpt in een tweede en derde,
driehoek, trapezia,
parallellogrammen,
vloeiend, maar strikt.
In het zwevend doorschijnende
bruin weerlichten de klaarten
van vouwen en mouwen, goudrand en glas
en
leiden het oog omlaag, omhoog
met strenge en soepele bewegingen, langer of
kort.
Stoffen en snit aan het onzwaar lichaam
schaduw en glim in een
verglijdend moiré
zilverig roze gestreept met grijs
tegen een somberder
opperkleed,
een decolleté, één armband, wat linten
het oortje met één rood
knopje in de lel,
een halsje, een kuit, een schoentip,
een handschoen of
halsdoek.
Vanaf de halmen van stro, de knapen, de klante die aantreedt
over studerenden bij het ovaal
tot de woordloos verzonkenen verloopt het
van daad naar aanschouwen, natuur naar cultuur.
Naakten, liggend en minnend,
daar zij geschilderd zijn vormen
achter en boven het nobel salon
de
laatste synthese.
Maar midden in de achterwand voert
een halfopen deur
transparant in een kamer
een verdere, legere, geheimere.
Vreugde
vervult
vreugde vervulling voor wie, aanwezig,
nu, bij de jonge Watteau
die dit maakte,
een schild voor het raam van zijn vriend de koopman,
acht
halve dagen
het jaar vóór hij stierf,
voor wie raadt, voorzichtig, zijn
inzicht:
zolang deze wereld bestaat,
van ruimte en tijd zijn de wetten,
zijn de getallen, vlezig in vlees, altijd verschillend, dezelfde.