Adriaen Coorte 'Stilleven met aardbeien'
Kleine
uurtjes van kerstmis
Wim Hofman
Benodigdheden: I
kaars; ten minste 3 lucifers om de kaars aan te steken.
De kaars wordt aangestoken.
De zon is een mooie opening, een oog, een 0 in de donkere,
omberen,
Pruisisch-blauwe lucht
en de maan een c, een c-cedille of een sikkeltje
dat langzaam langs de hemel sukkelt, knalgeel als een
banaan door
Adriaan Coorte of
was het Juan Cotán? Voor het schilderen mathema-
tisch aan een koordje opgehangen tegen een uiterst donkere
achtergrond.
Coorte schilderde een witte bloem als een morgenster boven
de aard-
beien. Hier zijn
sterren aan spijkertjes gestoken. Ja, aan puntige spij-
kertjes zitten wij, zingen zij. De engelen zingen: een
Kind is ons gebo-
ren, wij
zingen als nooit tevoren. 0, onze monden zijn ronde gaatjes,
ootjes en zingen kunnen wij net zo gemakkelijk
ondersteboven of acht-
erstevoren:
allelujaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
aaaaaaaaaa
Instrumenten hebben zij niet nodig en zij hebben geen
lijf. Ze klinken
als hemelse
castraten maar dan zonder de bijgedachte aan de gloeiende
tang (oeiii) en het dichtschroeien (ss), nee hier slechts
hals loze hoofden
met blauw,
wit, zwart gevederde vlerkjes vergroeid met de oren, ze
moeten zo wel horen wat ze zingen:
aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa etcetera
Ze wapperen er dapper mee, ze werken als ventilatoren,
waaiers in de
vorm van
karbonades, 0, wat zingen zij toch wonderschoon hun o-anti-
fonen boven alles uit, wat een agogische accenten, wat een
delicate mi-
niaturen! En horen
wij daar niet steeds en meer Alberti-bassen? Zo ont-
staan dus de wolken, ze zweven even, ze dansen en gaan dan
paren.
Ah, hoe verrukkelijk zacht gaan ze op elkaar in en,
ongelooflijk, haast
tezelfdertijd verschijnen al de jonge wolkjes, ze komen als makke
schaapjes te voorschijn. Schapen zien we ook, beneden in
de moerassi-
ge sapgroene velden
onder de donkere nachtblauwe lucht. Door het vet-
te glacis zijn de lammetjes blauw als butagasvlammetjes.
De maan zoekt, hoe poëtisch, de rivier die donker als de
nacht is en als
darmpek zo zwart
is en gedijt als een woordenbrij, er drijft vroom een
lijk van een heilige voorbij. De visser op de dijk heeft
slechts oog voor
zijn haarfijne
vislijn en voor de goudgroene vis die geluk brengt en het
gelijk verstoort. De rivier stroomt verder, stroomt
ongestoord voort.
O ja, rivier, stroom eeuwig voort met je maan, je heilige
vissen en
haakjes, takjes,
blaadjes, flesjes met briefjes aan onbekende liefjes.
Stroom van hoog naar laag. Dat kan toch niet anders? Maar
ach,
stroomt hij wel die slome
sliert van stroop? Niet te zien, echt niet te
zien, en zoals altijd is er nog minder geloof dan hoop.
Wij zien niet
waar hij uitmondt.
De maan, o wonder, het rossige zondige zusje van de zon
wordt steeds
ronder, wordt
volrond als een kwee, rolt onbekommerd over de heuvels
met de okergele huizen. Daar zullen we de eivolle herberg
hebben: je
ziet het aan het
uithangbord met de beer en de haan en de bh die als een
vaan in de wind aan een bezemsteel quasi zorgeloos uit het
zolderraam
hangt.
Een koortsachtig gezang (lalalala) komt het raam uit, het
luik staat al-
door open, glas
kennen ze niet. Het lijkt ons flink doorgecomponeerd
met nogal wat wisselnoten en een stel overmatige kwarten
als zwarte
schapen ertussen. En
let op de basnachtegalen! En dan weer het haast
ongemerkt terughalen van die o-antifonen, o, er komt geen
eind aan het
gejengel.
Het onderkomen is een decoratieve puinhoop, verkruimelende
stapel-
muren, halfvermolmde
balken, nogal wat gaten in het strooien dak. Je
kunt de hemellichamen zien, de hemel diep als een oceaan.
Maria, de
vierpersoonsvrouw in
het azuurblauw, wijdbeens zittend bij de heilige
limoenboom en de gezegende smaragdgroene sycomoor.
Het kind trappelt en fietst als het drinkt en bijt in de
deels witte deels
frambozenpuddingroze borst met de bruine tepelhof. Zij lacht daar een
beetje zuurzoet bij, mooi glimlichtje op de wat
uitstekende pruillip en
ze weet
niet meer waar te. kijken want het doet immens pijn dat gebijt.
Lijden is goed, brengt verlossing, Verlossing komt na de
pijn, weet zij.
De kaars wordt
uitgeblazen en de kaars wordt daarna onmiddellijk weer aangestoken.
Eerst pijn, dan min of meer overeenkomstig genot, zo is de
volgorde, er
is geen betere. En,
als de mens zo graag gelijk werd aan ons waarom
dan ook niet andersom, waarom zouden wij ons dan ook niet
verwaar-
digen tot het laagste
van het laagste, een mens, een mannetje nog wel,
en worden wij niet gelijk aan hem? De gedachte alleen al
doet verbazen.
De kaars wordt uitgeblazen.
De Gedachte alleen al, o eeuwig tijdloos moment! En wat
voor Ge-
dachte: Dag en Nacht
vermengen zich tot Moederwater, en de Duister-
nis, geheel vervuld van Goddelijkheid, slorpt het Licht
van de Geest in
zich op, waarop
de Machtige Adem van de zichzelfwegblazendeWind
zorgt voor de Onwaarschijnlijke Verschijning, uitrijdend
op de rug van
een Cherub.
Was het niet meer dan een willekeurig gebaar van
afstotende kracht, de
schreeuw
van een furieus NEE bij de grote, allereerste, voortijdige uit-
spatting? Ontelbare sterren aan de rechterkant, aan de
linkerkant tien-
tallen
superclusters. Duizend maal duizend dienen ons immers en tien-
duizend maal tienduizenden staan immer voor ons
aangezicht!
De kaars wordt aangestoken
Dit is duidelijk een tijd dat telkens allerlei tekens aan
de hemel ver-
schijnen zoals 's
nachts de dromen in een zeer pijnlijk hoofd. De sche-
del moet je dan van binnenuit zien als een
schoongeschraapte koepel
waarop
zich allerlei gebroed vertoont: veelkoppigen, Halibuch met zijn
mieren-horoscoop, de Xuxvogel speurend naar bet laatste
vleugje kuis-
heid.
De Meesterstoorworm, Jan zonder Vlees, de Vissen Die
Elkaar Water
Geven,
Sprinkhaanruiters, Wielen met Ogen, De Bloedzuigers Die Op
Elkaar Leven, de Worst die zichzelf opeet. En zien we daar
nu niet een
citroenkleurige
streep dwars door de donkere lucht? Als je niet beter
wist zou je zeggen een straaltje Urine, zo weggesprietst
uit de Zodiak!
Een amper rijpe appel haalde ons uit de droom. Een god
kent geen ge-
bod, zorgt wel
voor wetmatigheden. Draait er zijn hand niet voor
om. Verdraait ze terwijl er geen behoefte aan bestaat.
Straf ligt automatisch
klaar
voor de ongeborenen: de kribbe lijkt niet voor niets op een
doodskist. Fantastische ziekten en onterechte
ontvangenissen roeren
zich alom.
Elk bed kan een sterfbed elk slaapliedje (nananana) een
begrafenislied-
je zijn, maar
het perkje met sneeuwklokjes op de voorgrond symboli-
seert de overwinning op de totaal mislukte natuur en
verwijst naar het
Nieuwe Leven
en een nieuwe tijdrekening met andere dagen, minder
werkdagen, veel vrij en wat komen die Wijzen nu doen, hun
neus in de
lucht?
Tja, wat komen ze doen met hun protserige, brocaten
mantels vol
Moorse motiefjes en
reclame voor Chinese draken met vuurrode ton-
gen? Ze glimlachen en buigen diep diep diep, want ze zijn
met hun
drieën en hun baarden
zitten aan elkaar. Jullie zijn ook niet te vroeg. Ze
willen alles weten. Ze komen van heel ver. Ze volgden
steeds een
vreemde ster.
Ze zwaaien in de lucht om aan te geven van hoever. Ze
trokken samen
op, sliepen in
eenzelfde tent op de grond, legden geschillen bij, aten
hetzelfde, leefden dicht op elkaar. Hun baarden klitten
ineen. Ze waren
op zoek naar een
knaapje dat uit zichzelf zou stralen, helderder dan
duizend maal duizend kaarsen. Wat een licht! Het knijpt er
zelf zijn
oogjes bij dicht.
Waar komen ze mee aan? Met myrrhe, hars, aloëbladeren, met
wierook
uit Oman, met gouden
aambeien en muizen: zij kennen hun stof, heb-
ben alle schriften gelezen, wijzen zijn het, onderwezen in
protodetermi-
nisme,
verscheidenheidsleer, astroconcordantie, panoptisch sympletis-
me, ze kennen de toverpapyri van Trismegistus, weten alles
van Thoth.
Kennen zij de geest van de volstrekte Vrijmacht? Die
kennen zij. Ken-
nen zij het
Samenstelsel der Sferen? Die kennen zij. Het zijn Wiche-
laars immers. Weten zij van de duisternis van de
Cimmerianen? Daar
hebben zij
weet van. Kennen zij de meteoorsteen van Aegospotamië?
Daar hebben zij van gehoord en weten daarmee te bewijzen
dat de zon
een rots is.
Zij houden zich bezig met verticale problemen, de
tegenstrijdige opvat-
tingen
over de Monstering der Schimmen. Kennen natuurlijk allang de
betekenis van de tweekoppige slang uit het
Tweestromenland. Drijven
demonen
uit door rook in lichaamsopeningen te blazen. Kennen Shen
Noeng en zijn kruidenboek, eten jade, slikken kwik en
parelmoerpoeder.
u voelen zij aan zijn voetjes, spreiden zijn beentjes en
knikken: een
Jongetje een
Jongetje een Jongetje! Ze glimlachen enthousiast hun gou-
den tandjes bloot. Hier hadden ze van gedroomd. Die droom
hadden zij
om niet gekregen en
raken zij nooit meer kwijt en daarom zingen zij
driemaal tot in de eeuwigheid amen, totdat wij zeggen dat
ze moeten
ophouden.
De kaars wordt
uitgeblazen.

Juan Sanchez Cotan 'Stilleven'
Vermoedelijk geboortehuis van Adriaen Coorte aan
de Markt te IJzendijke
Mysterie Adriaen Coorte
ontrafeld. (maart 2015)
Het mysterie rond de bekende stillevenschilder Adriaen
Coorte (overleden in 1707)
is
ontrafeld. Hij is geboren in IJzendijke waar aan de Markt zijn vermoedelijke
geboortehuis staat. In de hervormde kerk van het stadje liggen zijn vader en
voorouders begraven. Hij was een telg uit een bestuurders-
en regentenfamilie. Zijn grootvader was
ambassadeur in Engeland.
In het boek 'Adriaen Coorte uit IJzendijke, een
eenzame stillevenschilder'
beschrijven Ton de Jong en Huib Plankeel zijn
familie. Uit levensloop, netwerk
en
familieverbanden kan worden afgeleid dan hij in eenzaamheid schilderde. Een
handicap is niet uitgesloten.
Adriaen Coorte
is de ‘mystery man’ van de schilderkunst in de
zeventiende eeuw. Meer dan vier feiten waren niet bekend. Zijn schilderijen
zijn gedateerd van 1683 en 1707. Hij staat vermeld als boetebetaler bij het
gilde Sint Lucas van Middelburg. Zijn eerste werk lijkt sterk op de
vogelschilderijen van d’Hondecoeter. De wereldwijd gewaardeerde, kleine
schilderijen van onder meer asperges, noten, schelpen en frambozen kwamen
voornamelijk terecht in Zeeuwse verzamelingen.
Laurens Bol (1898-1994), herontdekker van Coorte, heeft zeventig jaar
geleden uitgebreid onderzoek gedaan maar hem niet kunnen traceren, vooral
omdat de Zeeuwse archieven grotendeels door oorlogsgeweld zijn vernietigd.
Coorte bleef een mysterie, dus een uitdaging voor onderzoekers. De Jong en
Plankeel zijn in 2011 begonnen met zoeken naar puzzelstukjes. Zij zijn met
een stofkam door de archieven gegaan die wél bewaard zijn gebleven, onder
meer van Sluis, admiraliteit,
polders en
VOC. Zij kwamen onder meer terecht in Bourgoin
(F), Ispahan, Brazilië en Amsterdam. Uit die fragmenten kon
vermogenspositie, woonplaats
en netwerk afgeleid worden. Er zijn
aanwijzingen dat hij in Vlissingen zijn atelier had.
(maart 2015)