“Icarus” gravure van Goltzius (1526 – 1583)
Icarus gedichten:
Een speurtocht naar de wisselwerking tussen beeldende kunst – poëzie (en muziek) levert ook altijd veel op dat niet of slechts zijdelings binnen dit kader past.
Zo heb ik rond de mythe van Icarus ook vele gedichten gevonden die niet rechtstreeks op een kunstwerk geïnspireerd zijn.
Hieronder treft u er een aantal aan:
De droom / de val
Erwin Evens
Icarus heeft geen weet van hoogte
voor de val en laat zich vangen
door wind en thermiek. ‘Het is
een uitgemaakte zaak’, zegt men,
‘dat al wat ons aan de aarde bindt,
het geloof is in die aarde. Want
dromen is je losmaken van
je zwaarte, is vliegen in je hoofd.’
Wat verderop staat Daedalus.
Hij kent zijn hart en houdt het vast.
De horizon, proeft hij, smaakt naar goud,
oud zeer. Nauwelijks verwijderd van
wat een vader van zijn zoon verwacht,
vergrijpt een gil zich aan de stilte.
Een zon in de nok verzet zich,
tegen een of andere ondergang.
De ontsnapping van Icarus
Fred Portegies Zwart
Waarom koos ik de nacht niet voor de vlucht?
Ik had voor ons vertrek moeten beseffen
hoe ver hij boven mij zich zou verheffen,
gedreven door zijn jeugd en ijverzucht.
Maar blind vertrouwen in het vaderlijk gezag
miskende hoe hij zocht mij te overtreffen:
‘Zijn vleugels, zijn vernuft – maar ik vereffen
dat door mijn moed, behendigheid en kracht!’
Men kent ‘t verloop; de jongen stortte neer
in zee, waar hij verdronk. Het schrijnt te meer
door de gedachte, dat mijn manend woord
om zo vermetel niet te reiken naar een zon
die zelfs een vader nooit bereiken kon
daartoe wellicht hem juist heeft aangespoord.
Nieuwsgierig had hij eens bij zijn verwekker de
Prospectussen wat ingeneusd, waar hem het beeld
Van ‘t midden tussen zon en zee verlekkerde,
En zich geen vlucht maar een vakantie ingebeeld.
Zo boven toezicht werd hij mateloos toerist
Die – ach, wiens dromen niet? – zichzelf ontsteeg in blauw
Verschiet, eenvoudig omdat hij toen nog niet wist
Dat hij zijn eigen eindbestemming worden zou.
Dat was zijn val. Nu Daedalus, de architect;
Hem rest geknakte ouderdom, bedachtzaam dalen,
De romp begraven, steeds weer deze ramp herhalen.
Snel haast hij, treurend om de mythe hier verwekt,
Zich naar zijn van het noodlot afgedwongen dood
Die hij, haast badend in het zweet, heeft uitgenood.
Tot welke hoogte: ontdekkingsreizen
moeten nog, bol blaast de wind de zeilen;
aan wenkende rede witte huizen
maken de finish mooi om te huilen;
een herder met hond veinst het te peilen,
op het strand schept een man zich bewijzen.
Een boer bereidt de eindmorenegrond
tot ‘t labyrinth van glooiend lijnen
in symmetrie met de baai is gebracht;
een matroos klimt als de weerga in ‘t want
om het laatste been te zien verdwijnen –
maar daar wordt om de dood niet op gewacht.
toen ikaros, door zijn eigen legende geleerd
ditmaal geen rizikoos wenste te nemen
(‘de vleugels maken de man’ geldt ook omgekeerd)
en hij daarna de heruitgave van zijn neer-
storten met de feestelijke inwijding van
zijn nieuwe valmhelm gepaard liet gaan
zo stond op de keurig gedrukte
uitnodiging (R.S.V.P.) te lezen –
liep dat toch weer uit op een misrekening
van formaat. zijn vader daidalos, die knutselaar
zonder diploma van ingenieur
had van valhelmen namelijk evenmin
als van vleugels kaas gegeten.
man stort te pletter in generasiekloof!
blokletterden de kranten sanderendaags.
maar de donkere binnenkant van zijn helm
werd voor de ingebeukte hersenpan
van de nooit wijzergeworden luchtheld
de enige revelasie
toen ik zes weken was hing ik
– vanwege mijn navelbreukje –
met mijn hoofd omlaag tussen de schuifdeuren in:
een klein gewatteerd baviaantje
sedertdien heb ik net zo min stilgestaan
als de medische wetenschap – alleen:
zo kompleet als destijds heb ik nooit meer
boven de dingen gezweefd.
Die plotseling
opduikt uit het donker,
loopings om de lamp maakt;
‘n Icarus die finisht, aantikt,
vliegt dat het poedert –
mot, kamikaze-piloot.
Mijn vogel pover mekaniek
Baldadig en impertinent
Opstijgen hoger hoger
Verleid door ‘t klatergouden omkoopgeld
Van de bedriegelijke zon.
Totdat de val begint
Verstopte leiding losse moeren
Fataal, duizlingwekkend
En eindelijk,
Apotheose van ‘t verlies. –
Eerst door de lege lucht
Dan door de bittere weerstand
Van klei en steen
Tot in het harde heil der diepste duisternis.
O eind van de vergeefse vlucht
O eerste zekerheid: terug in ‘t doel
O slaap zonder een morgen.
Als Ikarus, van jonge geestdrift dronken,
J. Vuylsteke
Als Ikarus, van jonge geestdrift dronken,
op wassen vleuglen door de hemel vloog,
en de aarde reeds in nevelen verzonken
diep onder hem onzichtbaar lag voor ‘t oog:
naar hoger, was alsdan zijn moedig streven,
steeds hoger naar zijn doel, naar de eeuw’ge bron
van licht en vuur, naar d’ eeuw’gen haard van leven,
naar d’eeuw’gen glans en d’eeuw’gen gloed, de Zon!
En onvermoeid omhooggeroeid: de kussen
der warme Zon verhitten nog zijn bloed;
en weinig voelt hij half bedwelmd, intussen
hoe zijne vleuglen smelten van de gloed:
totdat ineens een gil de onmeetlijkheden
doorsnijdt, ontzettend, aaklig, ijselijk;
en door de lucht een lichaam naar beneden
stort, reeds voordat het de aarde raakt, een lijk!
Zo neem ik ook een stoute vlucht, in dromen,
tot haar, de zonne die mijn ziele kwelt … en
zo voel ik ook mijn’ moed, mijn krachten smelten
als ik haar nader ben gekomen.
Daedalus
Hester Knibbe
Een labyrint heb ik gebouwd en Icarus
verwekt. Beeldhouwer-architect, zit ik
alleen mijn kind te houwen
uit een steen nadat hij is gevallen
als een blok. Ik had hem lief
en nog, maar wist dat hij
niet blijven kon, verzon daarom
een list, een vliegensvlugge
list: ik maakte onze voeten los
van hechtenis en leem en
en hemelde ons op. Vlieg Icarus,
zei ik, met vogelschoolslag door de lucht
en zie hoe je gevangenis gehangen is
als luchtkasteel decor wordt
voor een klucht. Wanneer een zoon
neerstort, trekt hij de vader
mee: we blijven onafscheidelijk
bijeen en vallen door de eeuwen
heen binnen verf en lijst en
buiten beeld. Verbijsterd
in een labyrint van gruis en stof
zit ik stomweg te houwen
en te bouwen aan m’n kind.
Pogining met Aviette (Vliegfiets)
Parijs 1900
Hans Tentije
’t Houtwerk van de tribunes te nat om te gaan zitten
zuigen z’n banden zich vast aan ’t cement van de baan
drassig ’t middenterrein, mannen in groepjes bij elkaar
met blinkende velgen zet hij aan als voor een scherpe sprint
niet de motregen, de motregen alleen maakt die enorme vleugel
van zeildoek of geolied papier boven zijn hoofd zo hopeloos zwaar
eerder ’t frame, z’n laarzen, z’n schipperspet en de speciaal
voor de gelegenheid gebreide wollen trui (berekend op grote hoogten)
veel van z’n ekstra-gewicht heeft hij er ook niet afgetraind
wie denkt de hemel te bereiken is al heel gauw licht genoeg
maar bijna iedereen kijkt van hem weg, naar iets van hieruit
niet te zien: ’t belangrijkste vindt altijd buiten beeld plaats
en terwijl ’t gebeuren van toen naar nu vervluchtigt
is ’t moment van neerstorten onmenselijk lang uitgesteld
Icarus en Piet Graniet
Werner Aspenström
Na het lezen van 73 (voortreffelijke) gedichten over Icarus
wil ik een goed woordje doen voor zijn dorpse neef,
Piet Graniet die in de wei is blijven liggen.
Ik spreek ook in de naam van een graspol
die zich koestert in schaduw en luwte.
Na het lezen van 73 gedichten over vluchten en vleugels
wil ik de voetzool hulde brengen,
die neerwaarts gerichte ziel, de kunst van het blijven staan,
gewicht te hebben – zoals Piet Graniet
of zijn zus, de jongedochter juffrouw Sparretjes,
zonder glans, maar eeuwig groen.
(vertaling: Ivo van Strijtem)
Picasso
Manuel Kneepkens
De Minotaurus is een liegbeest uit Kreta
Vraag maar aan Pablo Picasso
Die tekent ervoor!
Kreta, waar de zon beroert
de baarden van lachers, drinkers
minnaars, uitbundig!
En zo ook tuimelen, vlak langs de kust
over elkanders snuiten
de dolfijnen, de Vrolijke Broers
van de Mediterranen, plukkers van sponzen
die duiken, met open , verwonderde ogen
langs inktvis & zeeanemonen
& van schelpen het surrealistisch paarlemoer
Helaas, dàt Kreta is een Kretenzische leugen
het ontkent, doodskoppig, de nachtkant van Kreta
(en dus ook van Pablo Picasso)
het kubistisch labyrint van het monster Minotaurus
aan wie ik wilde ontsnappen
ik
I
C
A
R
U
S
een zonnige jongen met vleugels / van onmacht
Chris02.08.09 30.01.11 17.01.15
Meer Breughel op deze site:
Brueghel – Alstein, Breughel – Anker, Brueghel – Auden, Brueghel – Berryman, Brueghel – Burnier, Brueghel – Claus, Brueghel – Coninck, Brueghel – Emmens, Brueghel – Enquist, Brueghel – Foerster, Brueghel – Hawinkels01, Brueghel – Hawinkels02, Brueghel – Herzberg, Brueghel – Jooris, Brueghel – Kal, Brueghel – Kopland, Brueghel – Langland, Brueghel – Mare de la, Brueghel – Verwey, Brueghel – Smit, Brueghel – Spillebeen01, Brueghel – Spillebeen02, Brueghel – Spinoy, Brueghel – Szymborska, Brueghel – Velde, Brueghel – Vestdijk, Brueghel – Williams01, Brueghel – Williams02, Brueghel – Williams03, Brueghel – Williams04, Brueghel – Williams05, Brueghel – Williams06, Brueghel – Williams07, Brueghel – Williams08, Brueghel – Williams09, Brueghel – Williams10
KunstKolom Pieter Breughel
Breughel tekeningen.