Watteau
Manuel Kneepkens
Rozen schilderen, de rode, de witte, de goudgele
O, dat is als crinolinerokken zo zwierig gemakkelijk…
zo spreekt de schilder van het minnekozen
Niets dan de neerslag van frivole
licht geparfumeerde gedachten
op late zomeravonden …
(“Zalig de zachtmoedigen…”)
maar o, o, de rozenblaadjes!
dat introverte mollige
als van de handen van poëten
“die slechts de pen hebben gekend…”
Om maar te zwijgen van de doornen
liefst verdonkeremaan ik ze
Ach, vrouwen schilderen als rozen…het is
zoals iemand nog luchthartiger dan ik
ooit, in een lichtvoetiger tijdvak dan het onze
aan zijn Geliefde schreef
Hovelinge aan het Hof van Versailles:
Lief, dwaas pruikenkopje
onder je hoepelrok
kreukel-
rozerood
welke foute rococofaun
bepoedert hedennamiddag
je (verboden) lila doornenkroontje
met Zonnekoningzaad?
L’Ėté, c’est Moi!
De Zomer, dat ben ik!
Antoine Watteau ‘l’enseigne de gersaint’