Meyndert Hobbema ‘Een Watermolen’ ca. 1665
De watermolen
(Meindert Hobbema)
J.J.A. Mooij
Twee eenden hebben hun de weg gewezen,
nu komen man en jongen stromplend aan.
Wie weet hoe ver zij beiden moesten gaan:
het huis, de plek, de mensen zijn geprezen!
Meer nog het vallend water dat in ’t schuimen
zijn doffe klank verliest en, schittrend, zwijgt.
Boven dat niet te horen ruisen stijgt
een vlucht van vogels in de blauwe ruimte.
De raadren van de tijd zijn stilgezet
onder hun allesziende hoge blik.
Het water staat en valt, en staat weer met
de glans van ’t dak voor éen vol ogenblik.
Dan wenden wij ons argeloos opzij,
en eeuwen gingen in een wenk voorbij.
Meyndert Hobbema
Amsterdam 1638 – 1709
Een Watermolen ca. 1665
olieverf op paneel 62 x 85,5 cm.
Meyndert Hobbema
Amsterdam 1638 – 1709
Hobbema was waarschijnlijk enige tijd (en wellicht ook de enige) leerling bij Jacob van Ruisdael in Amsterdam. Hij specialiseerde zich in eenzelfde soort onderwerpen, voornamelijk bosgezichten en landschappen met watermolens.
Omstreeks 1668 trouwde hij met Eeltje Vinck, de huishoudster van de Amsterdamse burgemeester Lambert Reijnst en werd hij aangesteld tot wijnroeier, officieel controleur van de inhoud van wijnvaten en gaarder van de Amsterdamse wijnaccijns. Samen zouden ze vijf kinderen krijgen. Sindsdien nam zijn productie van schilderijen af, hoewel hij in 1689 nog zijn meesterwerk schilderde, Het laantje van Middelharnis.
Meyndert Hobbema ‘Het laantje van Middelharnis’ – detail – 1689
Mooij laat ‘man en jongen’rechts op het schilderij, een lange tocht afgelegd hebben, voordat ze bij het water – want daar lijkt het om te gaan – aankomen. Hij stelt zich uitsluitend op als beschouwer die vaststelt, dat de betovering van het schilderij verbroken is, zodra we er niet meer naar kijken. Hij gaat dus veel minder ver dan bijvoorbeeld Jellema, Melissen, Engelsman en Van Toorn LINK die op één of andere manier deel willen uitmaken van het schilderij of daar iemand in willen fantaseren.