De leidekker
Marianne Moore
Dürer zou een reden hebben gezien om
in een stadje als dit te leven, met acht gestrande walvissen
om naar te kijken; met de zachte zeelucht die je huis binnen-
komt op een mooie dag, uit water met golven
geëtst even regelmatig als de schubben
op een vis
Een voor een, met z’n tweeën, met z’n drieën, blijven
de meeuwen cirkelen boven de torenklok van het stadje
of zeilen rond de vuurtoren zonder vleugels
te bewegen –
rustig stijgend met een lichte
siddering van het lichaam – of in grote getale
krijsend waar
een zee purper als de nek van een pauw
gebleekt wordt tot een soort groen azuur zoals Dürer
de pijnboom uit Tirol veranderde in pauwblauw en
parelgrijs. Je kunst er een kreeft
aanschouwen van vijf-en-twintig pond en visnetten uitgelegd
om te drogen. De
wervelende pijper-en-trom van de storm buigt het zoute
moerasgas, stoort sterren in de lucht en de
ster op de torenspits; het is een voorrecht om zoveel
verwarring te zien.
Een leidekker in het rood heeft
een touw neergelaten zoals een spin een draad spint;
hij zou zo uit een boek kunnen zijn, maar op de stoep
zegt een bord C.J. Poole, Leidekker,
in zwart en wit; en op een in rood
en wit staat
Gevaar. Het kerkportaal heeft vier gedraaide
zuilen, elk uit een enkel stuk steen, door
witkalk wat bescheidener gemaakt. Dit zou een geschikt toevluchtsoord
zijn voor zwervers, kinderen, dieren, gevangenen,
en presidenten die door zonde gedreven
senatoren
met gelijke munt betaalden door niet aan hen te denken. Men
ziet een school, een postkantoor in een
winkel, vishallen, hoenderhokken, een driemastschoener die
op stapel staat. De held, de student
de leidekker, ieder op zijn manier,
voelt zich thuis.
Het zou nauwelijks gevaarlijk kunnen zijn om
in een stadje te leven, van eenvoudige mensen
die een leidekker hebben die waarschuwingsborden bij
de kerk zet als hij bezig is de solide
puntige ster te vergulden, die op een piek
staat voor hoop.
vertaling: J. Bernlef
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Albrecht Dürer |
Soms blijft het lastig raden welke afbeelding(en) een dichter op het oog heeft.
Zoals hier. Een walvis speelt een bescheiden rol in het dagboek van Dürer’s reis door de Nederlanden. Tijdens zijn verblijf in Antwerpen komt hem ter oren dat in Zierkzee (Zeeland) een walvis is aangespoeld. Echter voordat Dürer daar aankomt is de – dode – walvis alweer terug de zee ingedreven.
Voor zover ik weet zijn er geen schetsen van een walvis van Dürer bekend.
De blauwe ‘pijn’boom vond ik op een aantal waterverven van Dürer terug. Wellicht door een bepaald verouderingsproces hebben sommige bomen een blauwe gloed gekregen.
Wellicht heeft Marianne Moore deze waterverven voorogen gehad bij het schrijven van dit gedicht.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Albrecht Dürer |