Rembrandt En De Engelen-06-De Onvervulbare Opdracht

Rembrandt En De Engelen-06-De Onvervulbare Opdracht Rembrandt En De Engelen-06-De Onvervulbare Opdracht

Aan het gedicht “De onvervulbare opdracht” ontleende Vestdijk de titel van zijn bundel, verschillende engelen figuren begeleiden in tekening deze tekst. Op de eerste tekening wordt God de vader ondersteund wanneer Hij verschijnt aan Abraham. Op de tweede tekening verschijnt een engel aan Jozef in zijn droom, om hem op te wekken, met Maria en het Kind naar Egypte te vluchten.

De onvervulbare opdracht

Simon Vestdijk

Sinds ‘k in de hemel ben gekomen
Heeft God mij het penseel ontnomen.
De eng’len schild’ren even goed
Als ik, het menselijk gemoed
Beelden zij met hun veren pennen
Wel scherper uit, en, laat ‘k bekennen,
Het schrijnen van mijn clair-obscur
Had in het Licht geen rust of duur
En zou vervagen in de stralen
Waarin wij allen ademhalen.

Zo, zonder kleuren op ’t palet,
Heeft God mij tóch aan ’t werk gezet.
Hij toonde een map met al mijn etsen
En sprak: ‘Wil nog eens Jezus schetsen.
Geen zelfportret met rimpels diep,
Geen vrouw met muts, die bij u sliep,
Geen mensheid met haar bonte kwalen
Kan bij uw spel met lijnen halen,
Die stippen, op ’t papier gesterd,
Waarin zo ijl Mijn wereld werd.’

Zo werkte ik met mijn stift als vroeger.
IJlheid wordt enkel maar de zwoeger
Geschonken die zijn best wil doen
Meer dan met paars en vermiljoen
Waarvoor de rijken hem beloonden:
O ets oneindig, waar ‘k in woonde
Als in haar huis een oude vrouw,
Die spinrag veegt van ’t Delfse blauw,
En het bewaart, en in die draden
Van vuil de wegen Gods mag raden.-

Was het een oog, was het een mond
Wat daar onder de stift ontstond?
De lijnen willen zich niet voegen
Tot het gelaat dat vuisten sloegen.
‘k Word door de eng’len afgeleid,
Die met hun vleugels als om strijd
Mijn wordend wonder begeleiden,
Klapwiekende, daar waar wij beiden
Alleen maar eenzaam moesten zijn:
Hij, Jezus, en ik, Rembrandt van Rijn.

Ik sprak tot God – Hij, wel bij machte
Elk schilderslijden te verzachten -:
‘Men noemt mij onbeheerst en stug.
Uw opdracht geef ik weer terug.
Mij stoort ’t geruis der vleugelpennen.
Ook aan hun lofzang kan ‘k niet wennen.
Wanneer Heer Jezus moet ontstaan,
Laat mij dan weer naar Holland gaan,
Waar ik eens maalde heel die schare
Van koningen en bedelaren.’

Het werd mij toegestaan. Ik vond
Alles wat van mij lag of stond
In Amsterdam, en al mijn doeken,
Die ik als vreemd’ling mocht bezoeken,
Terug. Dit wordt een schildersfeest!
Zo speelde Rembrandt nooit de beest.
Ik laat het Saskia betalen,
En Hendrickje mag wijn gaan halen.
Nu wordt de schade ingehaald:
Geen Rembrandt die naar eng’len taalt. –

Dronken, zag ik in alle hoeken
’t Gelaat van Hem die ik moest zoeken.
Maar toen in ’t vale ochtendlicht
Ik aan mijn tafel tot mijn plicht
Mij aanschikte en aan mijn handen
Het werk opdroeg, werd mij de schande
Der onmacht pijnlijk ingeprent.
Wat ‘k kennen moest bleef onbekend.
Een leegte had het heil vervangen.
Geen lijn wou nog naar God verlangen.

Verslagen zette ik mij toen
Aan ’t blaad’ren – ‘k had het God zien doen –
In de oude etsen, en hun beelden
Vervulden mij; ik zag de weelde
Des tempels, waar Hij het gespuis
Met roeden uitjoeg; ‘k zag het kruis,
Met piek en paardenvolk terzijde;
Ik zag Zijn dorst, Zijn overlijden;
En dan weer de verloren zoon,
En wonderen, en eerbetoon.

En al die halen, al die lijnen,
Het mijne eens, van ’t duiz’lend reine
Der lege vlakken tot aan ’t zwart
Der duisternis, kneep in mijn hart,
Wilde nogmaals naar ’t licht, en wilde
De Man zijn die de smarten stilde.
Vergeefs. Zo is ’t met mij gesteld.
Het best, ik schilder maar voor geld.
Ik ben de etser zonder waarde
Zo in de hemel als op aarde. –

Ik ging terug. Ik klopte aan.
Zwijgend liet men mij binnengaan.
God hield zich schuil. Men wees mij naar de
Tafel waar ‘k mijn gerei bewaarde.
En daar, op ’t blanke vel papier
Geschetst zag ik in drie of vier
Met zorg en zwier getrokken lijnen
’t Gelaat dat mij niet wou verschijnen.
Ik kniel, en vraag mij af: is Hij
Het werk van de eng’len of van mij?

Hier kunt u terug naar de overzichtspagina van de gedichtencyclus “Rembrandt en de Engelen”