Rembrandt van Rijn ‘Bileam’ (1626, paneel 63 x 46 cm )
Bileam
(J.W. Schulte Nordholt)
De koning stuurt zijn knechten
naar Bileam de profeet,
om te zeggen wat hij moet zeggen,
om te zeggen wiens brood hij eet.
Bileam zou het wel willen,
ze leggen zijn tafel vol goud.
Van opwinding staat hij te trillen.
Als hij zich nu eens verstout
om te doen wat God heeft verboden.
Hij overstemt de stem binnenin,
hij kiest voor het goud van de goden,
hij roept: dat is naar mijn zin!
Daar rijdt hij tussen de heuvels
op zijn ezel naar ’s konings land.
Maar God houdt nog altijd de teugels
in zijn onzichtbare hand.
De ezel weet meer dan zijn meester,
hij blijft op het bergpad staan,
en of Bileam woedend mag wezen,
en hoe hard hij ook mag slaan,
de ezel is niet te bewegen,
hij staat waar hij staat en dan
opeens gaat hij spreken tegen
de domme, luidruchtige man.
Waarom sla je mij, zegt hij, zie je
die witte engel daar niet?
En de man met trillende knieën
spert de ogen open en ziet
de engel het zwaard getrokken
staan op het smalle pad.
Dan beseft hij, dodelijk geschrokken,
welk gevaar hij gelopen had.
En de engel zegt: je mag reizen
naar het land van de koning, maar weet
dat God je het woord zal wijzen,
want je bent Gods eigen profeet
zie ook:
Rembrandt – Aafjes, Rembrandt – Baeke, Rembrandt – Balkt, Rembrandt – Barnas, Rembrandt – Bernlef, Rembrandt – Boeken, Rembrandt – Brabander, Rembrandt – Brassinga, Rembrandt – Bruinja, Rembrandt – Claus, Rembrandt – Decker, Rembrandt – Emmens, Rembrandt – Enquist, Rembrandt – Gerhardt, Rembrandt – Gerlach, Rembrandt – Harmens, Rembrandt – Herzberg, Rembrandt – Hofman, Rembrandt – Kemp, Rembrandt – Knibbe, Rembrandt – Kopland, Rembrandt – Meekers,Rembrandt – Menkveld, Rembrandt – Moeyaert, Rembrandt – Schiferli,Rembrandt – Schulte-Nordholt, Rembrandt – Soepboer, Rembrandt – Spinoy, Rembrandt – Tentije,
Rembrandt – Vestdijk, Rembrandt – Vestdijk02, Rembrandt – Vestdijk03 Rembrandt – Wissen.
Gedichtencyclus Rembrandt en de Engelen