Schulte Nordholt-Rembrandt-03

Schulte Nordholt-Rembrandt-03
Rembrandt van Rijn ‘Bathseba met de brief van koning David’ 1654

Bathseba

Jan Willem Schulte Nordholt

I. David

Een and’re koning was het die in ’t duister
van het verblindend licht dat middaguur
een and’re vrouw aanschouwde in haar luister
van aardser en veel hemelser natuur.

Niet de prinses verlokkender en schoner
bij iedre oogopslag, de Roos van Saron op
het bloeiend dak, een droom die hem bewoonde,
die brak tot drift, niet de prinses, de pop,

het speelgoed waar de eeuwen van gewagen,
de schoonheid zelf, wier naam geheiligd, is,
de Helena voor wie wij wapens dragen,
de zoete ster in onze duisternis.

Niet de volmaakte, uit het schuim geboorne,
een wind van lente diep ons leven in,
een lichte maan, een ademloos bekoren,
het eeuwige idool van onze zin.

Niet de godin. Hij had ontvlamd van zinnen
om haar geworven, hij had haar een brief
gestuurd, waarin hij zei haar te beminnen,
– leugen der lendenen: ik heb je lief –

wat slechts betekende: in mijn gedachten
heb ik je al volkomen in bezit.
Ik zal het ooilam van mijn naaste slachten,
Uriah doden, elke pijl treft ’t wit!

Hij zag een and’re vrouw daarginds gezeten,
toen hij weer kijken durfde: naakt op ’t strand
aangespoeld van de kust van het geweten,
zij had zijn brief in haar bevende hand.

Een and’re vrouw, haar lichaam vol van leven,
met zware borsten en een brede schoot,
een Eva uit het paradijs verdreven,
moeder des levens, dochter van de dood.

En haar gelaat dat schoon had kunnen wezen,
ontroerend schoon, wetende van verdriet,
waarvan het wist dat het niet kon genezen,
een liefde die het niet meer leven liet,

 een bitterheid tot glimlachen vertederd,
een dwaasheid, wijs van ontoereikendheid,
een trots, die zich tot deemoed had vernederd,
een aardsheid, waar de hemel zelf in schreit.

Een vrouw uit schuld en uit tekort herboren
tot mens’lijkheid, en naar de Schrift zegt zijn
mensen boven de engelen verkoren,
vruchten van God zijn zij en zij zijn rein.

Anders moet het verhaal dan zijn gelopen,
dan naar de Bijbel zelf het ons vertelt.
De koning wist waarop hij nog mocht hopen,
hij heeft zich bij zijn onderdeel gemeld,

hij heeft zijn eigen doodvonnis geschreven,
onder de muren in de voorste rij
is, trouw soldaat, hij in de slag gebleven
en gaf Uriah aan het leven vrij.

Dat had er moeten staan: als niet te ontkomen
de droefheid van het donker leven lijkt,
wordt de beslissing werkelijk genomen,
dan gaat de hemel open en God reikt

met een genadige, een warm-bewogen
hand naar de vrucht, die rijpte in zijn licht,
en plukt hem en hij stelt hem voor zijn ogen,
en doet de deuren van ’t verleden dicht.

II. Rembrandt

Een and’re koning mocht haar zo aanschouwen,
zo buiten alle schone dromen om,
een priesteres van onbegrensd vertrouwen,
een lichaam rijpend in het heiligdom.

Eenzaam als hij, vorstelijk en verstoten,
beroofd van onschuld, schuldeloos bereid
al het geluk te lijden, dat besloten
was over haar en alle bitterheid.

Een leven waarin niets meer viel te hopen
en alles, dat de strenge kerkeraad
berispte als ‘in hoererij verlopen’,
maar innerlijk van Koninklijke staat,

van pracht, van heerlijkheid, die wel verborgen
bleef voor het klein gemeen, dat laagheid wil
en laster, maar een leven dat de morgen
is van de eeuwigheid, blinkend en stil.

Een eeuwig spelen, het verhaal was anders,
was altijd anders, alles was zij hem,
een koningin uit aller heren landen,
Bathseba, huisvrouw in Jeruzalem.

Suzanna door de zwarte ouderlingen
beslopen, maar onschuldig als een lam,
Esther, de schoonste van de koninginnen,
Hendrikje Stoffels, vrouw uit Amsterdam.


Rembrandt van Rijn
Leiden 1606 – 1669 Amsterdam
Bathseba met de brief van koning David
Olieverf op doek, 142 x 142 cm, 1654

Rembrandt van Rijn
Leiden 1606 – 1669 Amsterdam


Rembrandt werkte gedurende zijn eerste jaren in Leiden doorgaans op panelen van klein formaat in een zeer precieze schilderstijl, maar ging na zijn verhuizing naar Amsterdam in 1632 werken op doeken van veel groter formaat. Hij was in Amsterdam aanvankelijk werkzaam als portretschilder, maar schilderde na verloop van tijd ook religieuze en historische voorstellingen, taferelen uit het dagelijks leven en een aantal landschappen. In alle gevallen probeerde hij in zijn schilderijen actie en drama tweeg te brengen. Rembrandt schilderde tientallen zelfportretten en maakte ook een groot aantal tekeningen en etsen.
Hij kende veel tegenslagen in zijn persoonlijk leven, die door biografen soms breed worden uitgemeten: de dood van zijn vrouw Saskia op jonge leeftijd en van een aantal kinderen, zijn faillissement in 1656 en de daaropvolgende verkoop van zijn bezit.


Het komt zelden voor, dat dichters het schilder dat hen inspireerde naast het gedicht afbeelden. Ze vinden waarschijnlijk, dat het vers op zichzelf genoeg moet zijn.
In literaire tijdschriften gebeurt het tegenwoordig nog wel eens (De Revisor, bij voorbeeld), maar in bundels, behalve in die van Willem van Toorn, hoogst zelden. Een andere uitzondering vormt Vestdijks Rembrandt en de Engelen (1956), waarbij achterin de kunstwerken zijn afgebeeld.
Ook bij Schulte Nordholts Bathseba-gedicht was in Het eenvoudig gezaaide (1958) Rembrandts schilderij gereproduceerd. In de Verzamelde gedichten niet meer. Men neemt wel aan, dat Hendrickje Stoffels model heeft gezeten voor Bathseba, maar met zekerheid vast te stellen is dat niet. Hendrickje was in 1653 door de kerkeraad gekapitteld vanwege haar relatie met Rembrandt. Daarop zinspeelt de dichter in het tweede deel van zijn gedicht, waarin hij haar voorts nadrukkelijk als model voor nog enkele andere van Rembrandts bijbelse vrouwen noemt.
In het eerde deel stelt hij zich voor, dat het verhaal heel anders afgelopen zou zijn, als David geweten had wat zijn brief bij Bathseba had aangericht.