Als alles kleur is en alles klank
stort mijn melkweg uit je lenden.
Gustav Klimt ‘Sappho’
Muziek
Aan hoeveel snaren zij zal denken.
Op naakte voet, in nachtkleurige zijde
kent zij de klank tot in de kern.
Laat haar rechterarm bevallig bezig,
met de taal van een adagio bewegen.
Straks rust mijn hand op haar hals
als op de hals van een instrument.
Portret
Jij bent mijn krentenboom, in de kroon
hang ik mijn bloemen. Die mij lenden
in je boomgaard legt en lente zegt
zoek de schutkleur van je silhouet.
Blijf in mij dit korte ogenblik.
Ik die blaker in je, ik die in je
naaktheid uitvloei als vegen verf.
Gustav Klimt ‘De drie levensfasen’ 1905
Blauwee harp
Stel dat je altijd van mij bent
in het rood van je schouders,
in het groen van je heupen,
met je enkels in het paars.
Misschien luidt mijn voorstel dan:
is het goed dat ik je staande neem
met je kleren en met je lichaam
dat bevriest in mijn kristallen adem.
Wie overwintert is een wijze minnaar.
Gustav Klimt ‘Baronin Elisabeth Bachofen-Echt’
Verwachting
Doe niet chineser dan je bent,
zet het albast dat je bent niet
verder uit en zwel niet verder
tot je oosterse toren bent.
Mag het nog eenmaal, nu ik kind
in je droom en droomkind word.
Iemand zal het naar jou noemen,
van naamwoord tot maanwoord.
Een koningsgraf wil ik je bouwen
tot je mijn blik bereikt.
Jij die het schrijn
van je kapsel met beide handen
door betegelde paleizen draagt.
Na de daad zal ik een duif zijn
om te kirren en te koeren op je
goudversierde schoudercirkels.
Vervulling
Onder mijn rimpelende mantel
ontmantel ik je gekleurde lichaam,
We blijven groeien, zwellen verder
en we worden één adem en één vlees.
De specht pikt in mijn heup,
de rog roeit zijn vin in mijn rug.
Met de zijde van je feestkleed
in het beefbegin van mijn flank.
Kus
Geel van gekte neem ik je mond
in mijn mond, leg ik de hostie
van je tong onder mijn tong.
Al wat wij aan handen hebben
hebben wij aan elkaar gesmeed.
Ons bezit aan vingers hebben wij
met elkaar verdeeld. Weerloos
zoals je geknielde lichaam is.
Tussen je heupen bloei ik op,
je verblindt mij door en door
je bewegende bloeisel.
Gustave Klimt ‘Waterslangen II’
Raadsel
Met je postcoïtale blik, met je
hoed van koudblauw glasraam
ben je toestand en versiersel
voor de duur van dit gedicht.
Je glimlach is je schild.
Ik kan niet bij je binnen
zolang de ontvleesde polsplooi
in het wit van je rokken ligt.
Eigenlijk lig je naakt rechtop
in de ruches en de raadsels
waarin je lichaam glanst.
Je rug
voor het oog onzichtbaar,
je kruis op de crapaud in rust.
De eeuw waarin je leeft weeft
de nadagen van een decennium.
Je kijkt eigenlijk al doorheen
mijn twintigste eeuw.
Gustav Klimt ‘Portret van Fritza Riedler’ 1906
Fries
Zo geworden: een berg vlees
op een blauw geweven sokkel.
De gouden cirkels maken je
niet lichter, de gewichten
draag je gewichtig rond navel
en neerhangende borsten.
Maar voor je oermoeder was
was je aantrekkelijk hetaere,
lieftallige verlokster. Sterren
kon je smelten. Je was van was.
Tussen aars en adem bedreef je
aardrijkskunde met mijn adem.
En je was voor je hetaere was
een en al maagdelijk maagd.
Je was bezig met het biddende,
je mond de mond van een non.
Ik heb je lief maar sluit de ogen
voor de dood en de ouderdom. Ik
sta te trillen op mijn hoge poten,
een insekt ben ik op je vel.
Alleen mijn wanhoop is viriel.
Dat wij in verval moeten sterven.
Gustav Klimt ‘Eugenia (Mäda) Primavesi’
Transparant
De booglijn op de einder van de kamer
kan de lijn van een ledikant, de boog
van ons bed zijn. Maar je stond op,
over je naaktheid het witste kleed.
In het opaal van je schouders,
in het amber van je handen
word je volkomen transparant.
Laat mij, terwijl jij afwezig bent
in mijn bemande lichaam, laat mij
terwijl je terugkomt van een reis,
laat mij autistisch naar je kijken.
Gustav Klimt ‘Maria Munk op haar sterfbed’ 1911
Tatouage
Schone slaapster, het proletariaat
van de banale dag baart geen prins
om je te wekken uit je slaap. Want,
je slaap is bezinning na de daad,
in je droom is je minnaar slang
van het omslachtige soort. Boa
eenmaal ik om je hals hang.
Het lijkt wel alsof ik je schouders
in alle werelddelen heb getatoeëerd.
Gustav Klimt ‘Portret van Serena Lederer’ 1899
Pose
Tussen ochtend en organza
poseer jij voor de eeuwigheid.
Ik wacht niet tot je bent ontkleed,
gekleed ben je nog voldoende naakt.
Tot in je schelp hoor ik je hart,
waarna ik je dronken engel ben.
Maagd
Wie het eerst voor mij wil bloeden
sta op uit de kleur, uit die orkaan
van taal. Kleed mij uit tot ik
naakte metafoor ben voor je blik.
Dan kan ik diep in je fandango,
diep in je fandango dansen. Vlinder
op je versierde waaier worden. Stap
uit je stem. Ik wervel in je vlees.
Danae
Mijn blik wordt braille en brousse
tegelijkertijd. En gordijnen waaien
halvelings zichtbaar over de aarde
die onder je stap verkleint.
Zuiver zuiderse
verwondering verwondt je slaap.
Slaap van de graanhalm in de zon.
Het tepelveld. De blauwe korenvlam.
Gustave Klimt ‘Waterslangen I’
Slapende
Op het zweet van de lakens
word ik in je dialect vertaald.
Nu ben je mijn avondslaap. En ik
bekijk het spoor van de bloemen
in je oksels. Onze wolkjes adem.
Kristal
En daarna slapende in je armen
wordt de man in mij vrouw, wij
vouwen alle armen rond elkaar.
In een struikgewas van vingers
worden wij steelsgewijs en stil
in onze ijdelheid gestreeld.
Hoeveel moet er gebeuren
voor de stilte in ons breekt,
wij die als kristallen vazen
voorgoed vallen uit elkaar.
Liefdespaar
De knieën geschaafd, mijn polsen
als ijzer op je bladhuid gestaald.
De klauwen van mijn handen
een kluwen om je schouders.
Hoelang al kniel ik in je, beweeg
ik als een rimpel op je water.
Van middag tot middeleeuwen.
Octopus
In de halfslaap leg ik mijn hand
op je warmte. Omarmd door acht armen.
Ik neem je, ik neem je lichaam langzaam
in mijn bezit. Ik volg de kanaaltjes
tot waar je bloed water wordt. Ariadne,
ik die verdwaal in je, mij met moeite
in je terugvind. Verblind in je lig.
Woud dat om het hert verdwaalt.
Enkel
Blijf lichtjaren zo liggen,
zo hangen in de kamer. Laat mij
naar je vliesdun ritselen luisteren.
Tussen wijsvinger en duim ben je enkel
nog enkel voor mij, adem en ademtocht.
Ik lig aan het begin van je slaap,
aan de maalstroom van geschiedenis.
Juweel
Blijf zo liggen, verander niet van lengte
en laat de lucht rond je lichaam niet los
want ik ren voor je, ren naar de schatkamer
en schraap alle juwelen voor je bij elkaar.