Stroobants-Memling

Stroobants-Memling

Het kijken

Jos Stroobants

een nieuwjaarsgedicht bij Hans Memlings
luik met Maarten van Nieuwenhove
(AN VERO ETATIS SVE 23)

1487. Hans Memling spreekt:

Hij kijkt, zijn ogen vol onzekerheid,
maar ongebroken het verlangen; recht
staat nog de toekomst, trouwloze tijd
die hem moet maken. Niemand heeft gezegd
hoe leven moet, maar deze vroomheid vecht
reeds zichtbaar met zijn ongeduld. En hij,
de lente in zijn bloed, hij vecht in mij.

1487. Maarten van Nieuwenhove spreekt:

Hij kijkt en schildert mij, vindt mij een plaats
in deze stad, in deze kamer, bindt
mij aan geslacht, geloof …, maar buitengaats
wil mijn verlangen, verder, aan het kind
voorbij. Wij zijn elkander goed gezind:
ik gluur, maar in dit vluchtig uur durft hij
niet van mij houden, kijkt, houdt tóch van mij.

1994. De kunsthistoricus spreekt:

Hij kijkt, door heiligen geruggesteund,
weet niet: nog dertien jaar heeft hij te leven.
Slechts dit amper venster waar hij leunt
en bidt is hem gegund. Ziet hij toch even
hoe het licht in open raam te beven
hangt? Vijf eeuwen is dit reeds voorbij:
de brug, de tuin, het boek, de naam, en hij.

1994. De dichter spreekt:

Morgen kijk ik nóg, en overmorgen.
Alles in die ogen moet bestaan:
Aandrift en angst en toch geloof, verborgen
Radeloosheid, zachtheid, liefste waan …
Te traag maar hevig vloeit mij alles aan,
En ik ben al wie kijken, ik wordt wij
Nu nieuw getij zich meldt. Hij opent mij.

zie ook: Memling – Janssen, Memling – Cleempoel, Memling – Toorn, Memling – Nijhoff

Stroobants-Memling Stroobants-Memling