Joost Zwagerman
Op You Tube circuleert een fragment uit ‘Der
Untergang’ waarin Bruno Ganz in zijn rol van
Adolf Hitler een angstaanjagende woede-
uitbarsting vertoont. Bij dat fragment worden
de meest uiteenlopende – en hilarische – situaties
en ondertitels verzonnen: Hitler die zich kwaad
maakt over de beëindiging van zijn World of War-
craft-abonnement; Hitler die hoort dat hij
niet meer met de Wii mag spelen; Hitler die
zich opwindt over Kayne West, Jay Z en andere
rappers; Hitler, kortom, als het hologram bij
uitstek waaromheen allerlei cabareteske one-
liners rondsuizen, allemaal de kloof uitbuitend
tussen cholerische woede en hedendaagse
futiliteiten.
Is het shirt van de voetbalsupporter verwant
aan de grappen-met-de-ondertitels? Wordt Hitler
hier ook een koddig trappelpakje aangetrokken?
Of is er iets anders aan de hand en benadrukt het
tafereel dat veel hooligans naneefjes zijn van
fascisten, met hun racistische zangkoren,
geweldserupties en Stammtisch-mentaliteit?
Ik twijfel. Tegelijkertijd hoor ik die ene regel uit
‘Hoe sterk is de eenzame fietser’ van Boudewijn
de Groot: ‘Als ie maar geen voetballer wordt,
ze schoppen hem misschien halfdood…’
Voetbalsupporters zijn vaak gemankeerde
voetballers; wat zouden ze graag zelf hebben
willen gloriëren op het veld… Wordt hier nu zo’n
dromend joch opgewacht door een hedendaagse
bruut met pistool-in-holster, zo’n typische pig die
er wel van houdt schijnbaar rechteloze verdachten
te intimideren?
De aanblik van Adolf Hitler als gemankeerde
voetballer herinnert aan wat hij wérkelijk was:
een gemankeerde kunstenaar. Daar werden we
weer aan herinnerd toen bij Sotheby’s in Londen
twee aquarellen van ‘A. Hitler’ werden geveild,
zoals Sotheby’s bekendmaakte. Wat maakte
A. Hitler voor werk? Inwisselbare edelkitsch?
Confronterende kunst? En wat hoopte Hitler zelf
met zijn kunst te bewerkstellgen? Te schitteren als
twintigste-eeuws kunstenaar natuurlijk. Hoe zou
het hem – en de twintigste eeuw – zijn vergaan als
hij wel talent zou hebben gehad? ‘Kom, we gaan
naar de Tate Modern, naar dat indrukwekkende
retrospectief Duchamp, Hitler, Mondriaan.’
‘We lezen in een kunsttijdschrift over de sporen
van Hitlers werk in de oevres van Any Warhol,
Jeff Koons, Damien Hirst.’ ‘Hitler ls verbindende
schakel tussen Cézanne en Matisse.’ ‘Op school-
reis naar Parijs gingen we met de hele klas op de
grond zitten met onze potloden en stiften en
tekenden we het mooiste werk van Hitler na.
Kijk, het hangt nog boven mijn bed.’ ‘Ik weet
nog goed wat er door me heen ging toen ik oog
in oog stond met een echte Hitler.’ ‘De vroege
Hitler overtuigt mij toch het meest.’ ‘Hitlers werk
is troostend.’
Een ode aan het kijken.
Onder deze titel is een tentoonstelling te zien (museum Meermanno 4 maart tot 30 mei 2010) waarin de poëzie van Joost Zwagerman (1963) in samenhang met het werk van veertien kunstenaars getoond wordt.
Het gaat in dit samenspel tussen beeld en tekst niet om eenrichtingverkeer. Soms inspireert het gedicht het beeldend werk, soms andersom. Zo maakten Harald Vlugt en Emo Verkerk recentelijk nieuw werk bij gedichten van Zwagerman.
Bij latere samenwerkingsverbanden treedt de fotografie meer op de voorgrond, zoals in de fotoserie Kristal van Paul Blanca met daarbij het gedicht ‘Hemellichaam’(2008). Recenter nog schreef Zwagerman het gedicht ‘Alles sal reg kom’ bij een foto van Rineke Dijkstra van een meisje dat Zwagerman deed denken aan het meisje van Versponck. Daarnaast zijn er foto’s te zien van Koos Breukel, Charlotte Dumas en Erwin Olaf.
Bronnen:
- Joost Zwagerman “Beeld verplaatst” Arbeiderspers 2010.
- Ron Rijghard “Ik deug alleen voor de poëzie – dichters over gedichten –“ NRC boeken 2010.