Luister tijdens het lezen van dit gedicht naar de muziek ‘Other and other’ van Kieran Klaassen
De Bruid (intro)
Jurk: Simon de Boer
Video: Anika Schwarzlose en Jonas Lund (bekijk hier de video)
Muziek: Kieran Klaassen
On those stepping into rivers the same, other and other waters flow
Op wie in dezelfde rivier treden stromen steeds nieuwe wateren toe
Heraclitus (c.535–c.475 B.C)
Panta rhei kai ouden menei
Alles stroomt niets is blijvend
Heraclitus (c.535–c.475 B.C)
Lacrimae rerum
Tranen om het lijden van de dingen en onze eigen sterfelijkheid snijdt door het hart.
Vergillius (70 – 19 B.C.)
Het stromen van de rivier is onophoudelijk en nooit is het water hetzelfde. Schuim dat op stil water drijft, verdwijnt en vormt zich weer en is er nooit voor lang.
Kamo no Chõmei (1155 – 1216)
De Bruid01
Chris den Engelsman
Existentieel drama van fijne reepjes tule chiffon van
zijde handgeklost kant met afbladderende nep
parels op een wulpse crinoline kirrend in alle tinten
vergeelt wit streetdance voor een Nieuwe Kerk.
Generieke lelijkheid gerecyclede materialen honderdvoudig gedragen
met een decolleté van zweetgeurige bloemen en mottenballen
opgelegd ideaal van clichématige schoonheid luxe glamour
een dans op zes schermen twee engelen in een doodlopende steeg.
Lijfgeuren benevelen de draagster vluchtige momenten
kleuren onze waarneming een put een barst een scheur twee meren
drie bamboewouden duizend bergen de willekeur van schoonheid.
Gescheurde nagels een door hulst bekraste huid
een tijdloos patchwork in de modus van één dag een
eeuwen Oude Kerk waar woorden alleen nog klanken zijn.
De Bruid02
Chris den Engelsman
Eeuwigheidswaarde in een dag een ideaal van
het leven zelf één sneeuwuil en een miljoen
zwarte sterren dramatisch beeldverhaal woordeloos
relaas sampling van waarheid hiphop charme graffiti.
Zekerheid in een continue verandering een vuile
duif die een winkelhaak draagt als arenleesters
ontfermen we ons over al wat achter blijft de
liefde der mensen in eenentwintig maîtresses.
Als de kersenbloesems die neer dwarrelen de mooiste
dagen de stralendste middelpunten een aardverschuiving
van verlangens met het gemis van een castraatzanger.
De eenzaamheid en de schaamte van een ongelukkige liefde
een vliegende vis met vleugelvinnen een relatie van bruikbaarheid
en nut vergeelde witte lappen vormen een golf een vrouwenlichaam.
De Bruid03
Chris den Engelsman
Style galante de harmonie van rimpels in een
ongestreken onderhemd lichaam vrij van
conventies liefde is pijnlijk als leven een symfonie
van stemmen persoonlijk echec en collectieve repetitie
Liefde verlangen ideaal een compositie van geluk en
verdriet als een guirlande van bloemmotieven experimentele
materialen embryonale constructie een paleis in de steigers
versteende muziek bliksem inslag rivier die zijn bedding zoekt.
Metaal jade steen bot stilstand in het koor van een Oude Kerk
waar een grafsteen mijn naam draagt een vogel in de gedaante
van een vrouw een nacht alleen een droom kan ons uitleggen.
Wie we zijn tijdloze creatie acrobatiek van vluchtige
behoeften de immer voort glijdende tijd en onze pijnlijk
vergeefse pogingen alles wat ons lief is te redden.
Altijd bijzonder om je eigen initialen op een grafsteen te zien. In dit geval is graf 49 van Engelbrecht Cornet en is de datum van overlijden 9 juni 1660. Onder hem liggen nog Abraham Bractearius, Harm Jacob Hombrink, Clara Rubben, Yda Eleveld en Peter van Claaskerk. Met dank aan de uitgebreide informatie op de site van de Oude Kerk ‘Graven op internet’. |
Een van de mooiste typering van de Oude Kerk in Amsterdam staat misschien wel in Milan Kundera’s ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’. Kundera verbindt zijn gedachten over god en schoonheid aan de beschrijving van deze kerk. ‘De grote, lege ruimte van de Amsterdamse kerk verscheen voor hem als het beeld van zijn eigen bevrijding.’
De Oude Kerk in Amsterdam
Aan de ene kant staan huizen en achter de grote, op etalages lijkende ramen op de begane grond liggen kamertjes van hoeren die in ondergoed in stoeltjes vol kussens vlakbij de ruiten zitten. Ze zien eruit als grote, verveelde poezen.
De andere kant van de straat wordt gevormd door een gigantisch gotisch kerkgebouw uit de veertiende eeuw.
Tussen de hoerenwereld en Gods wereld golft een intense urinegeur als een rivier tussen twee rijken.
In de kerk bleven van de oud gotische stijl slechts de hoge, kale, witte muren, de zuilen, het gewelf en de ramen over. Aan de muur hangt geen enkel schilderij, nergens staat een beeld. De kerk is leeggeruimd als een gymnastiekzaal. Alleen in het midden staat in een groot vierkant rijen stoelen om een miniatuurpodium met een tafeltje voor de predikant heen. Achter de stoelen staan houten boxen, loges voor rijke burgers.
Die stoelen en loges staan hier zonder de minste aandacht voor de vorm van de muren en de plaats van de zuilen, alsof ze hun onverschilligheid en minachting willen uitdrukken voor de gotische architectuur. Het calvinistische geloof heeft al eeuwen geleden de kerk veranderd in een hangar die geen andere functie heeft dan het gebed van de gelovigen te beschermen tegen regen en sneeuw.
Franz was gefascineerd: door deze gigantische zaal is de Grote Mars van de geschiedenis gegaan.
Sabina herinnerde zich dat na de communistische staatsgreep in Tsjecho-Slowakije alle kastelen werden genationaliseerd en veranderd in opleidingscentra voor handarbeiders, in bejaardentehuizen, maar ook in koeienstallen. Een van die koeienstallen heeft ze bezocht: in de gestuukte muren waren haken geslagen met ijzeren ringen, en daaraan zaten koeien vastgebonden die dromerig uit de ramen het kasteelpark in keken waar kippen rondrenden.
Franz zei: ‘Die leegte fascineert me. Mensen vergaren altaren, beelden, schilderijen, stoelen, fauteuils, kleden, boeken, en dan komt dat moment van blijde opluchting waarin ze alles als vuil van tafel vegen. Kun je die bezem van Hercules voorstellen die deze kerk heeft gereinigd?
Sabina wees naar de houten loges: ‘De armen moesten staan en de rijken hadden loges. Maar er was iets wat bankier en armoedzaaier verbond: de haat tegen schoonheid.’
‘Wat is schoonheid?’ zei Franz en de vernissage van een expositie waarbij hij onlangs aan de zijde van zijn vrouw aanwezig moest zijn, kwam hem voor de geest. Eindeloze toespraken en woorden, zinloze cultuur, zinloze kunst.
Toen ze aan de jeugdbrigade meedeed en haar ziel vol gif was van de vrolijke marsen die aan één stuk uit de luidsprekers klonken, nam ze op een zondag de brommer en reed ver de bergen in. Ze stopte in een onbekend, in de heuvels verscholen dorpje. Ze zette de brommer tegen de muur van de kerk en ging naar binnen. Er werd juist de mis opgedragen. Het geloof werd destijds vervolgd door het regime en de meesten meden de kerk. In de banken zaten slechts oude mannen en vrouwen, want die waren niet bang voor het regime. Die waren alleen bang voor de dood.
De priester zei met een zangstem een zin voor en de mensen herhaalden die in koor. Het was een litanie. Steeds dezelfde woorden kwamen terug als een pelgrim die zijn ogen niet van het landschap kan afhouden of als een mens die geen afscheid kan nemen van het leven. Ze zat achteraan in een bank, sloot af en toe de ogen om alleen de muziek van de woorden te horen en opende ze daarna weer: ze zag boven zich een blauw geschilderd gewelf met grote gouden sterren. Ze was betoverd.
Wat ze in die kerk plotseling tegenkwam was niet God, maar schoonheid. Ze besefte daarbij goed dat die kerk en de litanie niet op zichzelf mooi waren, maar juist in verband met de jeugdbrigade, waar ze vele dagen doorbracht te midden van lawaaierige liederen. De mis was mooi, want ze doemde plotseling en mysterieus op als een verraden wereld.
vanaf die tijd wist ze dat schoonheid een verraden wereld is. We kunnen haar alleen tegenkomen als de vervolgers haar ergens bij vergissing hebben vergeten. Schoonheid zit verborgen achter de coulissen van de één-mei-optocht. Willen we haar vinden, dan moeten we het decor stukscheuren.
‘Dit is voor het eerst dat een kerk me fascineert,’ zei Franz.
Protestantisme nog ascese wekte enthousiasme in hem. Het was iets anders, iets zeer persoonlijks, waarover hij niet eens met Sabina durfde te praten. Hij dacht een stem te horen die hem aanspoorde de bezem van Hercules ter hand te nemen en zijn leven te reinigen van Marie-Claudes vernissages, Marie-Annes zangers, congressen en symposia, zinloze toespraken, zinloze woorden. De grote, lege ruimte van de Amsterdamse kerk verscheen voor hem als het beeld van zijn eigen bevrijding.
Uit: Milan Kundera’s ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Oude Kerk Amsterdam |