Ensor

Ensor

James Ensor ‘De intocht van Christus in Brussel’ 1888

‘Woorden moet je in het licht van kleuren herlezen’
                                                    James Ensor

Binnengezichten

Chris den Engelsman

sensitieve kleuren baden in een spetterend licht natuurgetrouwe
voorstellingen van landschappen, strandgezichten, stillevens
en interieurscènes – vaak met zijn moeder en zuster –
alles op een even vrije als geraffineerde manier geschilderd

spotziek beeld van de Vlaamse burgerij maskerade van groteske
duivels, griezelige skeletten, carnavalsgasten op lange dunne
staken, geschminkte vrouwentronies, een chinees kindergezicht
een grijnzend oud wijf, wanstaltige koppen van halve garen

onsterfelijke maskers gebrand op ons gelaat gloeien op de dood
gaat niet in zwart of grijs maar in alle kleuren van de regenboog
de kruisiging van Christus verandert in een carnavalsoptocht

feestmuziek wordt dodenmars de vrolijke verbeelding van
een macabere nachtmerrie in een parade van versteende figuren
schildert hij de levenden dood en de doden springlevend

Ensor  Ensor  Ensor 
Ensor  Ensor  Ensor 
James Ensor 

Laten we nog even meeluisteren naar wat James Ensor zelf zegt op die ochtend in 1888 bij de geboorte van zijn meesterwerk ‘De intocht van Christus in Brussel’:

‘Zilt zwiert de zee lucht door het atelierzolderraam, dat nochtans is gesloten. Dit huis, mijn ouderlijk huis, lijkt dag na dag de stoïcijnse getijdencadans te volgen. Nu eens ver van duinen en esplanade in de ijzige golfslag, dan weer verankerd in het Oostends plaveisel. De geur van zoutgolven en oceaandroes is altijd dezelfde. Maart is uitgevaren, narrentijd voorbij. De maskers, ludiek en sinister dansend op het Bal du Rat Mort, zijn in de nevel van de tanende winter verdwenen. Ad fundum de bokalen, gedraaid de dronken pirouettes. Verstomd de tingeltangel en al wat schaamteloos vals uit de maat zwalkt. Gekust de sfinxachtige schone, ah! Maar ook zij lost in zichzelf op, luchtspiegeling voor een maan en een ochtendgloren. Zo was het in Bosch’ en Bruegels dagen van godsmysterie en volkspandemonium, zo moet het altijd zijn. Hier onder dit dak met zicht op de einder ligt mijn haven van de kunst. Maskers en chimères, grafrede en harlekinade, doodsreutel en horlepiep. Harpijen kussen judassen, medusa’s verstenen fantomen. Al wat kleur was in de narrentijd herberg en savoureer ik. Van vermiljoen tot isabelgeel, van turkoois tot karmijnrood walst die zottenkermis langs mijn geestesoog. En ik herken. Want in hoeverre verschilt de geoorloofde waarzin der feestvermomming wel beschouwd van het Danteske bal masqué van alledag? Hypocrisie, naijver, lafheid, verraad, amoraliteit, deceptie alom. Bij dit theaterstuk van de middelmaat ben ik de gedwongen toeschouwer. Hoe beklagenswaardig, dit treurspel vertolkt door acteurs die in vermomming hun afgrondige leegte denken te verhullen. Tevergeefs!
Wie zijn marterharen penselen hanteert om gedwee achter e lijkkoets der arrivisten te sjokken, verdrinkt de kunst in kleurloosheid. Ik, Ensor, april kind van vrijdag de dertiende, ben de gesel van die gemakzucht en zelfgenoegzaamheid. Heb ik het al niet zo dikwijls bewezen? Geen Brusselse academiedirecteurtje, geen bourgeois salonposeur, geen door absint vertroebelde criticasterkleingeest betuttelt mij. Integendeel. Zij zijn de figuranten in dat wat mijn triomf, mijn artistieke Olympus zal worden. Wee u, omhooggevallen conformisten: u hebt uzelf de hoofdrol toebedeeld in mijn grand carnaval van kleur en krankzinnigheid. De spiegel zonder erbarmen wacht u. Het geprepareerde doek hangt. Aan de wand gespijkerd en half op de vloer opgerold, te monumentaal voor deze ruimte. Zie, de eerste paljassen trekken er reeds hun grimassen. Weldra verment de ziltlucht zich opnieuw met de bedwelmende geur van mijn verf, zweet en woede. Voorbij is de narrentijd, maar de gemaskerde charlatans zijn onder ons. Ik neem penseel, palet en paletmes als wapens op. Buiten scheren de meeuwen krijsend over de vaalwitte schuimkoppen. De intocht is begonnen.’

 

Ensor 

Ensor 

Ensor 
Ensor 

Ensor 

Ensor 
Ensor 

Ensor 

Ensor 
Ensor  Ensor  Ensor 
Ensor  Ensor  Ensor 
  James Ensor